Dutch

Detailed Translations for opgelost from Dutch to Spanish

opgelost:


oplossen:

Conjugations for oplossen:

o.t.t.
  1. los op
  2. lost op
  3. lost op
  4. lossen op
  5. lossen op
  6. lossen op
o.v.t.
  1. loste op
  2. loste op
  3. loste op
  4. losten op
  5. losten op
  6. losten op
v.t.t.
  1. heb opgelost
  2. hebt opgelost
  3. heeft opgelost
  4. hebben opgelost
  5. hebben opgelost
  6. hebben opgelost
v.v.t.
  1. had opgelost
  2. had opgelost
  3. had opgelost
  4. hadden opgelost
  5. hadden opgelost
  6. hadden opgelost
o.t.t.t.
  1. zal oplossen
  2. zult oplossen
  3. zal oplossen
  4. zullen oplossen
  5. zullen oplossen
  6. zullen oplossen
o.v.t.t.
  1. zou oplossen
  2. zou oplossen
  3. zou oplossen
  4. zouden oplossen
  5. zouden oplossen
  6. zouden oplossen
en verder
  1. is opgelost
  2. zijn opgelost
diversen
  1. los op!
  2. lost op!
  3. opgelost
  4. oplossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oplossen:

NounRelated TranslationsOther Translations
resolver verhelpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
decodificar ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen dechiffreren; decoderen; ontcijferen
descifrar ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afkraken; dechiffreren; decoderen; katten; kraken; krassen; kritiseren; ontcijferen; ontraadselen; ontrafelen; ontsleutelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; zich krabben
desembrollar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenmarañar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenredar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
desleír ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
disolver in een vloeistof opgaan; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontbinden; ontheffen; ontrafelen; ontslaan; ontwarren; opheffen; uit de war halen; uit elkaar halen; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteen doen gaan; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
disolverse in een vloeistof opgaan; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontbinden; opheffen; uiteen doen gaan; uiteendrijven
resolver ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen afdoen; afhandelen; beslechten; beslissen; besluiten; omzetten; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; twist uit de weg ruimen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
sacar en claro ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen ontdekken; ontwaren; opsporen
solucionar ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afdoen; in orde maken; klaren; ontdekken; ontwaren; opsporen; regelen

Related Definitions for "oplossen":

  1. er een goed antwoord op vinden1
    • heb jij de puzzel opgelost?1
  2. in een vloeistof opnemen1
    • je kunt suiker in thee oplossen1

Wiktionary Translations for oplossen:

oplossen
verb
  1. een homogeen mengsel doen vormen
  2. een probleem ophelderen

Cross Translation:
FromToVia
oplossen disolver dissolve — to terminate a union of multiple members actively
oplossen disolver dissolve — transitive: to disintegrate into a solution by immersion
oplossen disolver dissolve — intransitive: to be disintegrated into a solution by immersion
oplossen resolver resolve — find a solution to
oplossen resolver; solucionar solve — to find an answer or solution
oplossen resolver; cuadrar square — to resolve
oplossen desatar untie — to resolve
oplossen solucionar; dirimir; resolver; disolver résoudre — Décomposer un corps en ses éléments.