Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gespreid:
  2. spreiden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gespreid from Dutch to Spanish

gespreid:


gespreid form of spreiden:

spreiden verb (spreid, spreidt, spreidde, spreidden, gespreid)

  1. spreiden

Conjugations for spreiden:

o.t.t.
  1. spreid
  2. spreidt
  3. spreidt
  4. spreiden
  5. spreiden
  6. spreiden
o.v.t.
  1. spreidde
  2. spreidde
  3. spreidde
  4. spreidden
  5. spreidden
  6. spreidden
v.t.t.
  1. heb gespreid
  2. hebt gespreid
  3. heeft gespreid
  4. hebben gespreid
  5. hebben gespreid
  6. hebben gespreid
v.v.t.
  1. had gespreid
  2. had gespreid
  3. had gespreid
  4. hadden gespreid
  5. hadden gespreid
  6. hadden gespreid
o.t.t.t.
  1. zal spreiden
  2. zult spreiden
  3. zal spreiden
  4. zullen spreiden
  5. zullen spreiden
  6. zullen spreiden
o.v.t.t.
  1. zou spreiden
  2. zou spreiden
  3. zou spreiden
  4. zouden spreiden
  5. zouden spreiden
  6. zouden spreiden
en verder
  1. ben gespreid
  2. bent gespreid
  3. is gespreid
  4. zijn gespreid
  5. zijn gespreid
  6. zijn gespreid
diversen
  1. spreid!
  2. spreidt!
  3. gespreid
  4. spreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spreiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desplegar spreiden afwisselen; bikken; distribueren; eten; geuren; graven; herzien; losgooien; loswerpen; naar binnen werken; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; opdelven; openspreiden; openvouwen; opgraven; pralen; pronken; ronddelen; scheppen; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verdelen; verduidelijken; verwisselen; wijzigen
espaciar spreiden spatieren; spatiëren; van spaties voorzien
extender spreiden afsteken; distribueren; eruit springen; expanderen; gunnen; iets toekennen; in het oog lopen; openen; opvallen; ronddelen; talrijker maken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitreiken; uitsmeren; uitspringen; uitsteken; verbreiden; verdelen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden

Wiktionary Translations for spreiden:


Cross Translation:
FromToVia
spreiden extender spread — to stretch out, expand
spreiden extender; estirar; desenvolver; tender étendre — Traductions à trier suivant le sens