Dutch

Detailed Translations for geplukt from Dutch to Spanish

geplukt:

geplukt adj

  1. geplukt

Translation Matrix for geplukt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
desplumado geplukt
recogido geplukt ingetrokken; opgeraapt
recolectado geplukt gecollecteerd; ingezameld

geplukt form of plukken:

plukken verb (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)

  1. plukken (afplukken)
  2. plukken (oogsten; binnen halen)
  3. plukken (verzamelen; oogsten)

Conjugations for plukken:

o.t.t.
  1. pluk
  2. plukt
  3. plukt
  4. plukken
  5. plukken
  6. plukken
o.v.t.
  1. plukte
  2. plukte
  3. plukte
  4. plukten
  5. plukten
  6. plukten
v.t.t.
  1. heb geplukt
  2. hebt geplukt
  3. heeft geplukt
  4. hebben geplukt
  5. hebben geplukt
  6. hebben geplukt
v.v.t.
  1. had geplukt
  2. had geplukt
  3. had geplukt
  4. hadden geplukt
  5. hadden geplukt
  6. hadden geplukt
o.t.t.t.
  1. zal plukken
  2. zult plukken
  3. zal plukken
  4. zullen plukken
  5. zullen plukken
  6. zullen plukken
o.v.t.t.
  1. zou plukken
  2. zou plukken
  3. zou plukken
  4. zouden plukken
  5. zouden plukken
  6. zouden plukken
en verder
  1. is geplukt
  2. zijn geplukt
diversen
  1. pluk!
  2. plukt!
  3. geplukt
  4. plukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plukken:

NounRelated TranslationsOther Translations
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
rascar krabsel
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
VerbRelated TranslationsOther Translations
atrapar oogsten; plukken; verzamelen betrappen; buitmaken; compliceren; grijpen; ingewikkeld maken; klauwen; moeilijk maken; pakken; snappen; vangen; vatten; verstrikken
coger binnen halen; oogsten; plukken; verzamelen aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
cosechar binnen halen; oogsten; plukken
desplumar oogsten; plukken; verzamelen
rascar oogsten; plukken; verzamelen afkrabben; knorren; krassen; ronken; schrapen; schrappen; snorren; zagen; zich krabben
recoger afplukken; binnen halen; oogsten; plukken afdekken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; afplukken; afruimen; bergen; betrappen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; binnenbrengen; binnenhalen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; meenemen; naar binnen halen; opbergen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; samenpakken; samenrapen; snappen; sparen; vergaren; verzamelen; wegbergen; weghalen; wegnemen
recolectar binnen halen; oogsten; plukken

Related Words for "plukken":


Wiktionary Translations for plukken:

plukken
verb
  1. (bloemen) afbreken of oogsten
  2. ontdoen van de veren
  3. iemand geld afzetten
  4. (sport) een door de lucht vliegende bal grijpen

Cross Translation:
FromToVia
plukken herir pluck — music: to gently play a single string
plukken desplumar pluck — to remove feathers from a bird
plukken coleccionar collectionner — Réunir en collections.
plukken pellizcar; pizcar; coger; pulsar; puntear; arrancar; cortar cueillirdétacher des fruits, des fleurs, des légumes de leurs branches ou de leurs tiges.
plukken recoger ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
plukken coleccionar; acumular; reunir; juntar rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
plukken recoger recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».

External Machine Translations: