Dutch

Detailed Translations for oppotten from Dutch to Spanish

oppotten:

Conjugations for oppotten:

o.t.t.
  1. pot op
  2. pot op
  3. pot op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
o.v.t.
  1. potte op
  2. potte op
  3. potte op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
v.t.t.
  1. heb opgepot
  2. hebt opgepot
  3. heeft opgepot
  4. hebben opgepot
  5. hebben opgepot
  6. hebben opgepot
v.v.t.
  1. had opgepot
  2. had opgepot
  3. had opgepot
  4. hadden opgepot
  5. hadden opgepot
  6. hadden opgepot
o.t.t.t.
  1. zal oppotten
  2. zult oppotten
  3. zal oppotten
  4. zullen oppotten
  5. zullen oppotten
  6. zullen oppotten
o.v.t.t.
  1. zou oppotten
  2. zou oppotten
  3. zou oppotten
  4. zouden oppotten
  5. zouden oppotten
  6. zouden oppotten
diversen
  1. pot op!
  2. pot op!
  3. opgepot
  4. oppottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oppotten:

NounRelated TranslationsOther Translations
juntar aanvoegen; bijeen voegen; bijeenbrenging; muren voegen; samendoen; verbinden; verzameling; voegen
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
reunir bijeen voegen; bijeenbrenging; verzameling
separar afhaken; afkoppeling; ontkoppeling; uiteengaan; uitnemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
acopiar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bijeenzoeken; op bankrekening zetten; opkopen; overnemen; sparen; vergaren; verzamelen
acumular bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzoeken; hopen; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; samenpakken; samenrapen; sparen; stapelen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumular a escondidas hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
ahorrar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; declineren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; korten; matigen; minder gebruiken; minder worden; op bankrekening zetten; opsparen; schenken; sparen
atesorar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
entalegar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
guardar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; dichtdoen; geen afstand doen van; hoeden; houden; in veiligheid brengen; inhouden; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; opslaan; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
juntar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bakstenen voegen; bij elkaar brengen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenkrijgen; concentreren; koppelen; op bankrekening zetten; paren; samenbrengen; samendoen; sparen; verbinden; verenigen; verzamelen; voegen
plantar en tiesto hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
poner aparte hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten achterhouden; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; behouden; isoleren; opbergen; opzijleggen; reserveren; terughouden; wegbergen
recoger bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afdekken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; afplukken; afruimen; bergen; betrappen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; binnen halen; binnenbrengen; binnenhalen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; meenemen; naar binnen halen; oogsten; opbergen; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; plukken; samenpakken; samenrapen; snappen; vergaren; verzamelen; wegbergen; weghalen; wegnemen
reunir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bij elkaar brengen; bijeen harken; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenschrapen; bundelen; concentreren; herenigen; op bankrekening zetten; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; sparen; verenigen; verzamelen; weer bijeenbrengen
separar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afbreken; afhalen; afkoppelen; afnemen; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; beëindigen; debrayeren; delen; extraheren; forceren; isoleren; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; meenemen; ontbinden; ontkoppelen; ontzetten; opdelen; ophalen; opheffen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; tornen; uit de macht ontzetten; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitsplitsen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen; weghalen; wegnemen; zich splitsen