Dutch

Detailed Translations for babbelaar from Dutch to English

babbelaar:

babbelaar [de ~ (m)] noun

  1. de babbelaar (boterbabbelaar)
    the butterscotch
  2. de babbelaar (prater; keuvelaar; kouter; theetante; klapekster)
    the talkative person; the talker; the chatterbox
  3. de babbelaar (ouwehoer; kletser; leuterkous; zwamneus)
    the twaddler; the gasbag; the windbag; the gossip
  4. de babbelaar (kwebbel; klep; kletskous; )
    the rattle; the waffler; the scald-head; the blabbermouth; the driveller; the blabber; the trifler; the ginger-snap; the dawdler; the stick-in-the-mud; the gossip; the milksop; the chatterbox; the chattering fool; the slowcoach

Translation Matrix for babbelaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
blabber babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser flapuit
blabbermouth babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
butterscotch babbelaar; boterbabbelaar
chatterbox babbelaar; keuvelaar; klapekster; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kouter; kwebbel; leuteraar; prater; theetante; zwammer; zwetser babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
chattering fool babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
dawdler babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser draler; hannes; keutelaar; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; talmster; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelares; treuzelkous; zoutzak
driveller babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
gasbag babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus charlatan; kwakzalver; wonderdokter
ginger-snap babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser koekje
gossip babbelaar; klep; kletser; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; leuterkous; ouwehoer; zwammer; zwamneus; zwetser achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praat; praatjes; roddel; roddelaar; roddelaarster; roddelpraat; roddels; zwartmaken
milksop babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
rattle babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser babbelaarster; gereutel; gerochel; kinderspeeltje; klepper; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous; rammelaar; ratel
scald-head babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
slowcoach babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser geitenbreier; hannes; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; sijsjeslijmer; slak; slampamper; slapkous; slome; sukkel; talmer; talmster; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelares; treuzelkous; zoutzak
stick-in-the-mud babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser slome; talmster; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelares; zoutzak
talkative person babbelaar; keuvelaar; klapekster; kouter; prater; theetante
talker babbelaar; keuvelaar; klapekster; kouter; prater; theetante
trifler babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser keutelaar
twaddler babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
waffler babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
windbag babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus blaaskaak; bluffer; charlatan; hol vat; kwakzalver; leeg vat; opschepper; snoever; windbuil; wonderdokter
VerbRelated TranslationsOther Translations
blabber eruit flappen; uitklappen
gossip belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
rattle babbelen; daveren; denderen; dreunen; kakelen; klappen; klepperen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; piepen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
blabber babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam

Related Words for "babbelaar":


Wiktionary Translations for babbelaar:

babbelaar
noun
  1. babbler