Dutch
Detailed Translations for vloeren from Dutch to Swedish
vloeren:
-
vloeren (neerslaan; onderuithalen; omslaan)
-
vloeren (iemand neerslaan; omslaan)
Conjugations for vloeren:
o.t.t.
- vloer
- vloert
- vloert
- vloeren
- vloeren
- vloeren
o.v.t.
- vloerde
- vloerde
- vloerde
- vloerden
- vloerden
- vloerden
v.t.t.
- heb gevloerd
- hebt gevloerd
- heeft gevloerd
- hebben gevloerd
- hebben gevloerd
- hebben gevloerd
v.v.t.
- had gevloerd
- had gevloerd
- had gevloerd
- hadden gevloerd
- hadden gevloerd
- hadden gevloerd
o.t.t.t.
- zal vloeren
- zult vloeren
- zal vloeren
- zullen vloeren
- zullen vloeren
- zullen vloeren
o.v.t.t.
- zou vloeren
- zou vloeren
- zou vloeren
- zouden vloeren
- zouden vloeren
- zouden vloeren
diversen
- vloer!
- vloert!
- gevloerd
- vloerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vloeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dra ner | omhalen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dra ner | neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren | afknotten; anatomiseren; omvertrekken; ontleden; uit elkaar nemen |
knuffa ner | neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren | |
slå ner | iemand neerslaan; omslaan; vloeren | moedeloos maken |
slå omkull | iemand neerslaan; omslaan; vloeren | omduwen; omstoten; omverslaan; omverstoten |
Related Words for "vloeren":
vloeren form of vloer:
Translation Matrix for vloer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
golv | grond; vloer |
Related Words for "vloer":
Related Definitions for "vloer":
Wiktionary Translations for vloer:
vloer
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vloer | → golv | ↔ floor — lower part of a room |
• vloer | → golv | ↔ Fußboden — begehbare Fläche in einem Raum |
• vloer | → golv; tilja | ↔ plancher — ouvrage de charpente fait d’un assemblage de solives, recouvrir de planches former plate-forme sur l’aire d’un rez-de-chaussée, ou séparer deux étages d’un bâtiment. |