Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vibreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vibreren from Dutch to Swedish

vibreren:

vibreren verb (vibreer, vibreert, vibreerde, vibreerden, gevibreerd)

  1. vibreren (trillen)
    vibrera; skaka
    • vibrera verb (vibrerar, vibrerade, vibrerat)
    • skaka verb (skakar, skakade, skakat)

Conjugations for vibreren:

o.t.t.
  1. vibreer
  2. vibreert
  3. vibreert
  4. vibreren
  5. vibreren
  6. vibreren
o.v.t.
  1. vibreerde
  2. vibreerde
  3. vibreerde
  4. vibreerden
  5. vibreerden
  6. vibreerden
v.t.t.
  1. heb gevibreerd
  2. hebt gevibreerd
  3. heeft gevibreerd
  4. hebben gevibreerd
  5. hebben gevibreerd
  6. hebben gevibreerd
v.v.t.
  1. had gevibreerd
  2. had gevibreerd
  3. had gevibreerd
  4. hadden gevibreerd
  5. hadden gevibreerd
  6. hadden gevibreerd
o.t.t.t.
  1. zal vibreren
  2. zult vibreren
  3. zal vibreren
  4. zullen vibreren
  5. zullen vibreren
  6. zullen vibreren
o.v.t.t.
  1. zou vibreren
  2. zou vibreren
  3. zou vibreren
  4. zouden vibreren
  5. zouden vibreren
  6. zouden vibreren
diversen
  1. vibreer!
  2. vibreert!
  3. gevibreerd
  4. vibrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vibreren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
skaka trillen; vibreren beven; bibberen; griezelen; gruwen; heen en weer bewegen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; schudden; sidderen; stuiptrekken; trillen
vibrera trillen; vibreren heen en weer bewegen; schudden

Wiktionary Translations for vibreren:


Cross Translation:
FromToVia
vibreren dallra vibrer — Faire des vibrations