Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verwekken:


Dutch

Detailed Translations for verwekken from Dutch to Swedish

verwekken:

verwekken verb (verwek, verwekt, verwekte, verwekten, verwekt)

  1. verwekken
    orsaka
    • orsaka verb (orsakar, orsakade, orsakat)

Conjugations for verwekken:

o.t.t.
  1. verwek
  2. verwekt
  3. verwekt
  4. verwekken
  5. verwekken
  6. verwekken
o.v.t.
  1. verwekte
  2. verwekte
  3. verwekte
  4. verwekten
  5. verwekten
  6. verwekten
v.t.t.
  1. heb verwekt
  2. hebt verwekt
  3. heeft verwekt
  4. hebben verwekt
  5. hebben verwekt
  6. hebben verwekt
v.v.t.
  1. had verwekt
  2. had verwekt
  3. had verwekt
  4. hadden verwekt
  5. hadden verwekt
  6. hadden verwekt
o.t.t.t.
  1. zal verwekken
  2. zult verwekken
  3. zal verwekken
  4. zullen verwekken
  5. zullen verwekken
  6. zullen verwekken
o.v.t.t.
  1. zou verwekken
  2. zou verwekken
  3. zou verwekken
  4. zouden verwekken
  5. zouden verwekken
  6. zouden verwekken
diversen
  1. verwek!
  2. verwekt!
  3. verwekt
  4. verwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verwekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
orsaka verwekken aandoen; aanrichten; aanstichten; berokkenen; tot stand brengen; veroorzaken; voor elkaar krijgen
- veroorzaken; wekken

Synonyms for "verwekken":


Related Definitions for "verwekken":

  1. de oorzaak zijn van de dingen die volgen1
    • die opmerking verwekte veel onrust1

Related Translations for verwekken