Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- uitlaat:
- uitlaten:
-
Wiktionary:
- uitlaat → avgasrör
- uitlaten → gå ut och gå, gå ut med hunden, släppa, frigöra, gå sönder, utelämna
Dutch
Detailed Translations for uitlaat from Dutch to Swedish
uitlaat:
-
de uitlaat (knalpot)
-
de uitlaat (uitlaatklep)
-
de uitlaat (uitlaatpijp; vlampijp)
Translation Matrix for uitlaat:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avgas | uitlaat; uitlaatklep | |
avgasrör | knalpot; uitlaat; uitlaatklep | |
avlopp | uitlaat; uitlaatklep | afvoerbuis; afwatering; afwateringsbuis; doorlaat; lozing; regenpijp; riool; spui; vloeiing; waterafvoer; wegvloeisels; zinkput |
avloppsrör | uitlaat; uitlaatklep | afvloeibuis; afvloeipijp; afvoerbuis; afvoerbuizen; afvoerpijp; afwateringsbuis; gootpijp; regenpijp; riolen; riool; rioolbuis; spui |
avrör | uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp |
Related Definitions for "uitlaat":
uitlaten:
-
de uitlaten (knalpotten)
Translation Matrix for uitlaten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dämpare | knalpotten; uitlaten | demper; geluiddemper; klankdemper; knaldemper; sourdine |
ljuddämpare | knalpotten; uitlaten | demper; dempers; geluiddemper; geluiddempers; klankdempers; knaldemper; knaldempers; sourdines |
tystare | knalpotten; uitlaten |
Wiktionary Translations for uitlaten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitlaten | → gå ut och gå; gå ut med hunden | ↔ walk — to take for a walk |
• uitlaten | → släppa; frigöra; gå sönder | ↔ lâcher — détendre, desserrer quelque chose. |
• uitlaten | → utelämna | ↔ omettre — manquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire. |