Dutch

Detailed Translations for stuitend from Dutch to Swedish

stuitend:


Translation Matrix for stuitend:

NounRelated TranslationsOther Translations
motbjudande viesheid; walgelijkheid
smutsigt goorheid; groezeligheid; vuilheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
förorenad goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
motbjudande onverkwikkelijk; stuitend onappetijtelijk; onsmakelijk; walgelijk
motbjudandet onverkwikkelijk; stuitend
oangenämt onverkwikkelijk; stuitend genant; onbehaaglijk; ongemakkelijk; onprettig; onwennig; opgelaten; pijnlijk
obehaglig onverkwikkelijk; stuitend beangstigend; eng; ongemakkelijk; opgelaten
obehagligt onverkwikkelijk; stuitend beangstigend; eng; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; opgelaten
osmaklig onverkwikkelijk; stuitend muf; onappetijtelijk; onfris; onsmakelijk; walgelijk
osmakligt onverkwikkelijk; stuitend muf; onappetijtelijk; onfris; onsmakelijk; walgelijk
riktigt smutsig goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
riktigt smutsigt goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
smutsigt goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend baggerig; banaal; bedoezeld; bevlekt; drabbig; drassig; groezelig; laag; met vuil bemorst; modderig; morsig; pruttig; ranzig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; vies; viezig; vlekkig; voddig; vuig; vuil; vunzig; zwijnachtig
vidrigt onverkwikkelijk; stuitend afstotelijk voor zintuigen; gedrochtelijk; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; lelijk; lelijk uitziend; misvormd; monsterlijk; onappetijtelijk; onsmakelijk; walgelijk; wanstaltig
äcklig goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
äckligt goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend afstotelijk voor zintuigen; bedoezeld; beroerd; doodmisselijk; doodziek; groezelig; kotsmisselijk; lelijk; morsig; smoezelig; viezig

Related Words for "stuitend":

  • stuitendst, stuitendste

stuiten:

stuiten verb (stuit, stuitte, stuitten, gestuit)

  1. stuiten (terugkaatsen; reflecteren; weerkaatsen; echoën; terugstoten)
    återkasta; återskalla; kasta tillbaka
    • återkasta verb (återkastar, återkastade, återkastat)
    • återskalla verb (återskallar, återskallade, återskallat)
    • kasta tillbaka verb (kastar tillbaka, kastade tillbaka, kastat tillbaka)

Conjugations for stuiten:

o.t.t.
  1. stuit
  2. stuit
  3. stuit
  4. stuiten
  5. stuiten
  6. stuiten
o.v.t.
  1. stuitte
  2. stuitte
  3. stuitte
  4. stuitten
  5. stuitten
  6. stuitten
v.t.t.
  1. heb gestuit
  2. hebt gestuit
  3. heeft gestuit
  4. hebben gestuit
  5. hebben gestuit
  6. hebben gestuit
v.v.t.
  1. had gestuit
  2. had gestuit
  3. had gestuit
  4. hadden gestuit
  5. hadden gestuit
  6. hadden gestuit
o.t.t.t.
  1. zal stuiten
  2. zult stuiten
  3. zal stuiten
  4. zullen stuiten
  5. zullen stuiten
  6. zullen stuiten
o.v.t.t.
  1. zou stuiten
  2. zou stuiten
  3. zou stuiten
  4. zouden stuiten
  5. zouden stuiten
  6. zouden stuiten
en verder
  1. ben gestuit
  2. bent gestuit
  3. is gestuit
  4. zijn gestuit
  5. zijn gestuit
  6. zijn gestuit
diversen
  1. stuit!
  2. stuitt!
  3. gestuit
  4. stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stuiten [de ~] noun, plural

  1. de stuiten (stuitjes)

Translation Matrix for stuiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
svansben stuiten; stuitjes staartbeen; stuitbeen
VerbRelated TranslationsOther Translations
kasta tillbaka echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen teruggooien; terugwerpen
återkasta echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
återskalla echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen galmen; met krachtige stem zingen

Related Words for "stuiten":


Wiktionary Translations for stuiten:


Cross Translation:
FromToVia
stuiten bromsa; stoppa arrest — to stop (a process etc.)
stuiten studsa rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.