Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opdonder:
  2. opdonderen:


Dutch

Detailed Translations for opdonder from Dutch to Swedish

opdonder:

opdonder [de ~ (m)] noun

  1. de opdonder (oplawaai; muilpeer; mep; )
    stöt; duns; slag; knuff; örfil
  2. de opdonder (vuistslag; slag; dreun; uithaal)
    slag

Translation Matrix for opdonder:

NounRelated TranslationsOther Translations
duns hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot bons; pof
knuff hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot buzzer; klap; opstopper; peut; stoot; stuwdruk
slag dreun; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; slag; stoot; uithaal; vuistslag aard; dreun; drevels; duw; duwtje; geklots; jens; klap; klop; knal; lel; mep; opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien; pets; pol; por; revers; shocks; soort; stempels; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; zet
stöt hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot bons; duw; duwtje; geschok; geschud; hobbeling; klap; opstopper; peut; pof; por; stoot; stootje; stuwdruk; zet
örfil hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot dreun; jens; kaakslag; klap; knal; lel; mep; muilpeer; oorveeg; oorvijg; tik; toegebrachte klap; veeg
OtherRelated TranslationsOther Translations
stöt botsing

Related Words for "opdonder":

  • opdondertje, opdondertjes

opdonderen:

opdonderen verb (donder op, dondert op, donderde op, donderden op, opgedonderd)

  1. opdonderen (ophoepelen; opkrassen; inrukken; oplazeren)
    försvinna; stick; fara åt helvete; dra
    • försvinna verb (försvinnar, försvinnade, försvinnat)
    • stick verb
    • fara åt helvete verb (far åt helvete, for åt helvete, farit åt helvete)
    • dra verb (drar, drog, dragit)

Conjugations for opdonderen:

o.t.t.
  1. donder op
  2. dondert op
  3. dondert op
  4. donderen op
  5. donderen op
  6. donderen op
o.v.t.
  1. donderde op
  2. donderde op
  3. donderde op
  4. donderden op
  5. donderden op
  6. donderden op
v.t.t.
  1. ben opgedonderd
  2. bent opgedonderd
  3. is opgedonderd
  4. zijn opgedonderd
  5. zijn opgedonderd
  6. zijn opgedonderd
v.v.t.
  1. was opgedonderd
  2. was opgedonderd
  3. was opgedonderd
  4. waren opgedonderd
  5. waren opgedonderd
  6. waren opgedonderd
o.t.t.t.
  1. zal opdonderen
  2. zult opdonderen
  3. zal opdonderen
  4. zullen opdonderen
  5. zullen opdonderen
  6. zullen opdonderen
o.v.t.t.
  1. zou opdonderen
  2. zou opdonderen
  3. zou opdonderen
  4. zouden opdonderen
  5. zouden opdonderen
  6. zouden opdonderen
diversen
  1. donder op!
  2. dondert op!
  3. opgedonderd
  4. opdonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opdonderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stick afdruk; doorn; graveerwerk; graveren; gravure; pijn in de zij; print; steek; stekel
VerbRelated TranslationsOther Translations
dra inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren aanslepen; eruit halen; oprekken; rekken; sjorren; slepen; te voorschijn trekken
fara åt helvete inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
försvinna inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren bekijken; dood kunnen vallen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; opkrassen; verdwijnen; vervluchtigen; wegslinken; zoekraken
stick inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren bekijken; dood kunnen vallen

External Machine Translations:

Related Translations for opdonder