Summary
Dutch
Detailed Translations for omgeven from Dutch to Swedish
omgeven:
-
omgeven (omringen)
Conjugations for omgeven:
o.t.t.
- omgeef
- omgeeft
- omgeeft
- omgeven
- omgeven
- omgeven
o.v.t.
- omgaf
- omgaf
- omgaf
- omgaven
- omgaven
- omgaven
v.t.t.
- ben omgeven
- bent omgeven
- is omgeven
- zijn omgeven
- zijn omgeven
- zijn omgeven
v.v.t.
- was omgeven
- was omgeven
- was omgeven
- waren omgeven
- waren omgeven
- waren omgeven
o.t.t.t.
- zal omgeven
- zult omgeven
- zal omgeven
- zullen omgeven
- zullen omgeven
- zullen omgeven
o.v.t.t.
- zou omgeven
- zou omgeven
- zou omgeven
- zouden omgeven
- zouden omgeven
- zouden omgeven
en verder
- heb mij omgeven
- hebt je omgeven
- heeft zich omgeven
- hebben ons omgeven
- hebben je omgeven
- hebben zich omgeven
diversen
- omgeef!
- omgeeft!
- omgeven
- omgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omgeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
omge | omgeven; omringen | |
omsluta | omgeven; omringen | verpakken |