Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. mismaken:


Dutch

Detailed Translations for mismaken from Dutch to Swedish

mismaken:

mismaken verb (mismaak, mismaakt, mismaakte, mismaakten, mismaakt)

  1. mismaken (verminken; misvormen)
    stympa; vanställa
    • stympa verb (stympar, stympade, stympat)
    • vanställa verb (vanställer, vanställde, vanstallt)

Conjugations for mismaken:

o.t.t.
  1. mismaak
  2. mismaakt
  3. mismaakt
  4. mismaken
  5. mismaken
  6. mismaken
o.v.t.
  1. mismaakte
  2. mismaakte
  3. mismaakte
  4. mismaakten
  5. mismaakten
  6. mismaakten
v.t.t.
  1. ben mismaakt
  2. bent mismaakt
  3. is mismaakt
  4. zijn mismaakt
  5. zijn mismaakt
  6. zijn mismaakt
v.v.t.
  1. was mismaakt
  2. was mismaakt
  3. was mismaakt
  4. waren mismaakt
  5. waren mismaakt
  6. waren mismaakt
o.t.t.t.
  1. zal mismaken
  2. zult mismaken
  3. zal mismaken
  4. zullen mismaken
  5. zullen mismaken
  6. zullen mismaken
o.v.t.t.
  1. zou mismaken
  2. zou mismaken
  3. zou mismaken
  4. zouden mismaken
  5. zouden mismaken
  6. zouden mismaken
diversen
  1. mismaak!
  2. mismaakt!
  3. mismaakt
  4. mismakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for mismaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stympa mismaken; misvormen; verminken afknotten
vanställa mismaken; misvormen; verminken