Dutch

Detailed Translations for iets bemachtigen from Dutch to Swedish

iets bemachtigen:

iets bemachtigen verb

  1. iets bemachtigen (verkrijgen; verwerven; kopen; eigen maken)
    belägga; lägga beslag på; lyckas få tag på; ta i besittning
  2. iets bemachtigen (verkrijgen; te pakken krijgen)
    fatta; gripa; angripa; ta fasta på
    • fatta verb (fattar, fattade, fattat)
    • gripa verb (griper, grep, gripit)
    • angripa verb (angriper, angrep, angripit)
    • ta fasta på verb (tar fasta på, tog fasta på, tagit fasta på)

Translation Matrix for iets bemachtigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
angripa iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen aanranden; aanvallen; attaqueren; bestormen; inbijten; invreten; overvallen; vrouw aanranden
belägga eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven aantonen; bewijzen; staven
fatta iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen begrijpen; beseffen; buitmaken; doorzien; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; realiseren; snappen; vangen
gripa iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; grijpen; inrekenen; klauwen; oppakken; pakken; vangen; vatten; verstrikken
lyckas få tag på eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
lägga beslag på eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
ta fasta på iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen
ta i besittning eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven in bezit nemen; toeëigenen
OtherRelated TranslationsOther Translations
belägga beslaan

Related Translations for iets bemachtigen