Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bezielen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bezielen from Dutch to Swedish

bezielen:

bezielen verb (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)

  1. bezielen (een inspirerende werking hebben; inspireren)
    basera på; inspirera
    • basera på verb (baserar på, baserade på, baserat på)
    • inspirera verb (inspirerar, inspirerade, inspirerat)
  2. bezielen (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    uppmuntra
    • uppmuntra verb (uppmuntrar, uppmuntrade, uppmuntrat)
  3. bezielen (stimuleren; aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen)
    aktivera; stimulera
    • aktivera verb (aktiverar, aktiverade, aktiverat)
    • stimulera verb (stimulerar, stimulerade, stimulerat)

Conjugations for bezielen:

o.t.t.
  1. beziel
  2. bezielt
  3. bezielt
  4. bezielen
  5. bezielen
  6. bezielen
o.v.t.
  1. bezielde
  2. bezielde
  3. bezielde
  4. bezielden
  5. bezielden
  6. bezielden
v.t.t.
  1. heb bezield
  2. hebt bezield
  3. heeft bezield
  4. hebben bezield
  5. hebben bezield
  6. hebben bezield
v.v.t.
  1. had bezield
  2. had bezield
  3. had bezield
  4. hadden bezield
  5. hadden bezield
  6. hadden bezield
o.t.t.t.
  1. zal bezielen
  2. zult bezielen
  3. zal bezielen
  4. zullen bezielen
  5. zullen bezielen
  6. zullen bezielen
o.v.t.t.
  1. zou bezielen
  2. zou bezielen
  3. zou bezielen
  4. zouden bezielen
  5. zouden bezielen
  6. zouden bezielen
diversen
  1. beziel!
  2. bezielt!
  3. bezield
  4. bezielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezielen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stimulera bemoedigingen
uppmuntra bemoedigingen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aktivera aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; inschakelen; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
basera på bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren
inspirera bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren bejubelen; inboezemen; ingeven; inspireren; toejuichen
stimulera aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bejubelen; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; vooruitschoppen
uppmuntra aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; aanzetten tot; bejubelen; bemoedigen; blij maken; geruststellen; iemand begunstigen; instigeren; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opfleuren; opmonteren; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; verkwikken; voorschuiven; voortrekken; vrolijker worden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uppmuntra opgekikkerd; opgeknapt

Wiktionary Translations for bezielen:


Cross Translation:
FromToVia
bezielen diktera dicterprononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire.
bezielen inspirera; inandas; ingiva; råda inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.