Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. voorbijlaten:


Dutch

Detailed Synonyms for voorbijlaten in Dutch

voorbijlaten:

voorbijlaten verb (laat voorbij, liet voorbij, lieten voorbij, voorbij gelaten)

  1. voorbijlaten
    voorbijlaten
    • voorbijlaten verb (laat voorbij, liet voorbij, lieten voorbij, voorbij gelaten)

Conjugations for voorbijlaten:

o.t.t.
  1. laat voorbij
  2. laat voorbij
  3. laat voorbij
  4. laten voorbij
  5. laten voorbij
  6. laten voorbij
o.v.t.
  1. liet voorbij
  2. liet voorbij
  3. liet voorbij
  4. lieten voorbij
  5. lieten voorbij
  6. lieten voorbij
v.t.t.
  1. heb voorbij gelaten
  2. hebt voorbij gelaten
  3. heeft voorbij gelaten
  4. hebben voorbij gelaten
  5. hebben voorbij gelaten
  6. hebben voorbij gelaten
v.v.t.
  1. had voorbij gelaten
  2. had voorbij gelaten
  3. had voorbij gelaten
  4. hadden voorbij gelaten
  5. hadden voorbij gelaten
  6. hadden voorbij gelaten
o.t.t.t.
  1. zal voorbijlaten
  2. zult voorbijlaten
  3. zal voorbijlaten
  4. zullen voorbijlaten
  5. zullen voorbijlaten
  6. zullen voorbijlaten
o.v.t.t.
  1. zou voorbijlaten
  2. zou voorbijlaten
  3. zou voorbijlaten
  4. zouden voorbijlaten
  5. zouden voorbijlaten
  6. zouden voorbijlaten
diversen
  1. laat voorbij!
  2. laat voorbij!
  3. voorbij gelaten
  4. voorbijlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze