Dutch

Detailed Synonyms for verraad in Dutch

verraad:

verraad [het ~] noun

  1. het verraad
    de felonie; het verraad; de trouweloosheid
  2. het verraad
    – niet trouw zijn of uitleveren aan de vijand 1
    het verraad
    – niet trouw zijn of uitleveren aan de vijand 1
    • verraad [het ~] noun
      • hij pleegde verraad toen hij zijn buurman aangaf1

Related Definitions for "verraad":

  1. niet trouw zijn of uitleveren aan de vijand1
    • hij pleegde verraad toen hij zijn buurman aangaf1

verraden:

verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)

  1. verraden
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen verb (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken verb (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven verb (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken verb (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen verb (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  2. verraden
    verraden; verklikken; verklappen; klikken; verlinken
    • verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklikken verb (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • klikken verb (klik, klikt, klikte, klikten, geklikt)
    • verlinken verb (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
  3. verraden
    verraden; verklappen; doorslaan
    • verraden verb (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklappen verb (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • doorslaan verb (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)

Conjugations for verraden:

o.t.t.
  1. verraad
  2. verraadt
  3. verraadt
  4. verraden
  5. verraden
  6. verraden
o.v.t.
  1. verried
  2. verried
  3. verried
  4. verrieden
  5. verrieden
  6. verrieden
v.t.t.
  1. heb verraden
  2. hebt verraden
  3. heeft verraden
  4. hebben verraden
  5. hebben verraden
  6. hebben verraden
v.v.t.
  1. had verraden
  2. had verraden
  3. had verraden
  4. hadden verraden
  5. hadden verraden
  6. hadden verraden
o.t.t.t.
  1. zal verraden
  2. zult verraden
  3. zal verraden
  4. zullen verraden
  5. zullen verraden
  6. zullen verraden
o.v.t.t.
  1. zou verraden
  2. zou verraden
  3. zou verraden
  4. zouden verraden
  5. zouden verraden
  6. zouden verraden
diversen
  1. verraad!
  2. verraadt!
  3. verraden
  4. verradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze