Dutch
Detailed Synonyms for temperen in Dutch
temperen:
-
temperen
-
temperen
Conjugations for temperen:
o.t.t.
- temper
- tempert
- tempert
- temperen
- temperen
- temperen
o.v.t.
- temperde
- temperde
- temperde
- temperden
- temperden
- temperden
v.t.t.
- heb getemperd
- hebt getemperd
- heeft getemperd
- hebben getemperd
- hebben getemperd
- hebben getemperd
v.v.t.
- had getemperd
- had getemperd
- had getemperd
- hadden getemperd
- hadden getemperd
- hadden getemperd
o.t.t.t.
- zal temperen
- zult temperen
- zal temperen
- zullen temperen
- zullen temperen
- zullen temperen
o.v.t.t.
- zou temperen
- zou temperen
- zou temperen
- zouden temperen
- zouden temperen
- zouden temperen
en verder
- ben getemperd
- bent getemperd
- is getemperd
- zijn getemperd
- zijn getemperd
- zijn getemperd
diversen
- temper!
- tempert!
- getemperd
- temperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze