Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. pof:
  2. poffen:


Dutch

Detailed Synonyms for pof in Dutch

pof:

pof [de ~ (m)] noun

  1. de pof
    de bons; de pof
    • bons [de ~ (m)] noun, plural
    • pof [de ~ (m)] noun

Related Words for "pof":


pof form of poffen:

poffen verb (pof, poft, pofte, poften, gepoft)

  1. poffen
    poffen; kastanjes poffen
  2. poffen
    op krediet kopen; poffen

Conjugations for poffen:

o.t.t.
  1. pof
  2. poft
  3. poft
  4. poffen
  5. poffen
  6. poffen
o.v.t.
  1. pofte
  2. pofte
  3. pofte
  4. poften
  5. poften
  6. poften
v.t.t.
  1. heb gepoft
  2. hebt gepoft
  3. heeft gepoft
  4. hebben gepoft
  5. hebben gepoft
  6. hebben gepoft
v.v.t.
  1. had gepoft
  2. had gepoft
  3. had gepoft
  4. hadden gepoft
  5. hadden gepoft
  6. hadden gepoft
o.t.t.t.
  1. zal poffen
  2. zult poffen
  3. zal poffen
  4. zullen poffen
  5. zullen poffen
  6. zullen poffen
o.v.t.t.
  1. zou poffen
  2. zou poffen
  3. zou poffen
  4. zouden poffen
  5. zouden poffen
  6. zouden poffen
en verder
  1. is gepoft
  2. zijn gepoft
diversen
  1. pof!
  2. poft!
  3. gepoft
  4. poffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "poffen":