Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. inenten:


Dutch

Detailed Synonyms for inenten in Dutch

inenten:

inenten verb (ent in, entte in, entten in, ingeënt)

  1. inenten
    inenten; vaccineren; inoculeren
    • inenten verb (ent in, entte in, entten in, ingeënt)
    • vaccineren verb (vaccineer, vaccineert, vaccineerde, vaccineerden, gevaccineerd)
    • inoculeren verb (inoculeer, inoculeert, inoculeerde, inoculeerden, geïnoculeerd)

Conjugations for inenten:

o.t.t.
  1. ent in
  2. ent in
  3. ent in
  4. enten in
  5. enten in
  6. enten in
o.v.t.
  1. entte in
  2. entte in
  3. entte in
  4. entten in
  5. entten in
  6. entten in
v.t.t.
  1. ben ingeënt
  2. bent ingeënt
  3. is ingeënt
  4. zijn ingeënt
  5. zijn ingeënt
  6. zijn ingeënt
v.v.t.
  1. was ingeënt
  2. was ingeënt
  3. was ingeënt
  4. waren ingeënt
  5. waren ingeënt
  6. waren ingeënt
o.t.t.t.
  1. zal inenten
  2. zult inenten
  3. zal inenten
  4. zullen inenten
  5. zullen inenten
  6. zullen inenten
o.v.t.t.
  1. zou inenten
  2. zou inenten
  3. zou inenten
  4. zouden inenten
  5. zouden inenten
  6. zouden inenten
en verder
  1. is ingeënt
  2. zijn ingeënt
diversen
  1. ent in!
  2. ent in!
  3. ingeënt
  4. inentend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze