Dutch
Detailed Synonyms for dokter in Dutch
dokter:
-
de dokter
-
de dokter
-
de dokter
– wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen 1
Related Words for "dokter":
Alternate Synonyms for "dokter":
Related Definitions for "dokter":
dokteren:
-
dokteren
Conjugations for dokteren:
o.t.t.
- dokter
- doktert
- doktert
- dokteren
- dokteren
- dokteren
o.v.t.
- dokterde
- dokterde
- dokterde
- dokterden
- dokterden
- dokterden
v.t.t.
- heb gedokterd
- hebt gedokterd
- heeft gedokterd
- hebben gedokterd
- hebben gedokterd
- hebben gedokterd
v.v.t.
- had gedokterd
- had gedokterd
- had gedokterd
- hadden gedokterd
- hadden gedokterd
- hadden gedokterd
o.t.t.t.
- zal dokteren
- zult dokteren
- zal dokteren
- zullen dokteren
- zullen dokteren
- zullen dokteren
o.v.t.t.
- zou dokteren
- zou dokteren
- zou dokteren
- zouden dokteren
- zouden dokteren
- zouden dokteren
diversen
- dokter!
- doktert!
- gedokterd
- dokterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze