Dutch

Detailed Translations for verweekt from Dutch to French

verweekt:

verweekt adj

  1. verweekt

Translation Matrix for verweekt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
rendu tendre verweekt

verweekt form of verweken:

verweken verb (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)

  1. verweken (ontharden; zachtmaken)
    adoucir; atténuer; attendrir; amollir; rendre mou
    • adoucir verb (adoucis, adoucit, adoucissons, adoucissez, )
    • atténuer verb (atténue, atténues, atténuons, atténuez, )
    • attendrir verb (attendris, attendrit, attendrissons, attendrissez, )
    • amollir verb (amollis, amollit, amollissons, amollissez, )
    • rendre mou verb
  2. verweken (week maken; ontharden; weken; zachtmaken; in de week zetten)
    tremper; macérer; se ramollir; rendre tendre; ramollir quelque chose; laisser tremper; radoucir; rendre mou; faire tremper; mettre à tremper
    • tremper verb (trempe, trempes, trempons, trempez, )
    • macérer verb (macère, macères, macérons, macérez, )
    • ramollir quelque chose verb (ramollis, ramollit, ramollissons, ramollissez, )
    • radoucir verb (radoucis, radoucit, radoucissons, radoucissez, )
    • rendre mou verb
  3. verweken (week worden)
    atténuer; adoucir; modérer; se ramollir; rendre mou
    • atténuer verb (atténue, atténues, atténuons, atténuez, )
    • adoucir verb (adoucis, adoucit, adoucissons, adoucissez, )
    • modérer verb (modère, modères, modérons, modérez, )
    • rendre mou verb

Conjugations for verweken:

o.t.t.
  1. verweek
  2. verweekt
  3. verweekt
  4. verweken
  5. verweken
  6. verweken
o.v.t.
  1. verweekte
  2. verweekte
  3. verweekte
  4. verweekten
  5. verweekten
  6. verweekten
v.t.t.
  1. ben verweekt
  2. bent verweekt
  3. is verweekt
  4. zijn verweekt
  5. zijn verweekt
  6. zijn verweekt
v.v.t.
  1. was verweekt
  2. was verweekt
  3. was verweekt
  4. waren verweekt
  5. waren verweekt
  6. waren verweekt
o.t.t.t.
  1. zal verweken
  2. zult verweken
  3. zal verweken
  4. zullen verweken
  5. zullen verweken
  6. zullen verweken
o.v.t.t.
  1. zou verweken
  2. zou verweken
  3. zou verweken
  4. zouden verweken
  5. zouden verweken
  6. zouden verweken
diversen
  1. verweek!
  2. verweekt!
  3. verweekt
  4. verwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verweken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
adoucir ontharden; verweken; week worden; zachtmaken lenigen; verlichten; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verzachten
amollir ontharden; verweken; zachtmaken vermurwen; vertederen
attendrir ontharden; verweken; zachtmaken aangrijpen; ontroeren; vermurwen; vertederen
atténuer ontharden; verweken; week worden; zachtmaken aan kracht inboeten; aftakelen; lenigen; uitputten; verlichten; vermurwen; verslappen; vervriendelijken; verzachten; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden
faire tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken inweken
laisser tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
macérer in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken marineren; toebereiden
mettre à tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
modérer verweken; week worden bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; dempen; intomen; lenigen; matigen; met mate gebruiken; temperen; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verzachten; zich matigen
radoucir in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken lenigen; verlichten; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verzachten
ramollir quelque chose in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
rendre mou in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; week worden; weken; zachtmaken
rendre tendre in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
se ramollir in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; week worden; weken; zachtmaken vertederen
tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken bevochtigen; dippen; dompelen; dompelen in; dompen; doordrenken; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; harden; impregneren; indompelen; kantelen; kiepen; nat maken; omver kiepen; onderdompelen; onderduwen; stalen; uitharden