Dutch

Detailed Translations for schafttijd from Dutch to French

schafttijd:

schafttijd [de ~ (m)] noun

  1. de schafttijd (lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; lunch; schaftuur)
    la pause de midi; la pause déjeuner; l'heure du repas; la mi-temps; l'heure du déjeuner; la récréation; l'interruption; l'entracte; la pause; le temps d'arrêt

Translation Matrix for schafttijd:

NounRelated TranslationsOther Translations
entracte lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
heure du déjeuner lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur lunchtijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
heure du repas lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd
interruption lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; stoornis; storing; stremming; trap; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
mi-temps lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; tussenpoos
pause lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur afleiding; breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; kloof; onderbreken; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verbreken; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
pause de midi lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd; lunchtijd; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing; werkpauze
pause déjeuner lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
récréation lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; speelduur; speelkwartier; speeltijd; speeluur; tijd bestemd voor spelen; tussenpoos; wedstrijdduur
temps d'arrêt lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; tussenpoos

Related Words for "schafttijd":

  • schafttijden

External Machine Translations: