Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aftakken:


Dutch

Detailed Translations for aftakken from Dutch to French

aftakken:

aftakken verb (tak af, takt af, takte af, takten af, afgetakt)

  1. aftakken (vertakken)
    se ramifier; bifurquer
    • bifurquer verb (bifurque, bifurques, bifurquons, bifurquez, )

Conjugations for aftakken:

o.t.t.
  1. tak af
  2. takt af
  3. takt af
  4. takken af
  5. takken af
  6. takken af
o.v.t.
  1. takte af
  2. takte af
  3. takte af
  4. takten af
  5. takten af
  6. takten af
v.t.t.
  1. heb afgetakt
  2. hebt afgetakt
  3. heeft afgetakt
  4. hebben afgetakt
  5. hebben afgetakt
  6. hebben afgetakt
v.v.t.
  1. had afgetakt
  2. had afgetakt
  3. had afgetakt
  4. hadden afgetakt
  5. hadden afgetakt
  6. hadden afgetakt
o.t.t.t.
  1. zal aftakken
  2. zult aftakken
  3. zal aftakken
  4. zullen aftakken
  5. zullen aftakken
  6. zullen aftakken
o.v.t.t.
  1. zou aftakken
  2. zou aftakken
  3. zou aftakken
  4. zouden aftakken
  5. zouden aftakken
  6. zouden aftakken
diversen
  1. tak af!
  2. takt af!
  3. afgetakt
  4. aftakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftakken [znw.] noun

  1. aftakken (vertakken)
    la bifurcation; la dérivation

Translation Matrix for aftakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
bifurcation aftakken; vertakken afscheiding; afsplitsing; aftakking; driesprong; onderafdeling; opsplitsing; splitsing; tweesprong; tweesprongen; vertakking; wegsplitsing
dérivation aftakken; vertakken afleiden; deduceren
VerbRelated TranslationsOther Translations
bifurquer aftakken; vertakken
se ramifier aftakken; vertakken