Dutch

Detailed Translations for aanspraken from Dutch to French

aanspraken:


aanspreken:

aanspreken [znw.] noun

  1. aanspreken (spreken tot; benaderen)

aanspreken verb (spreek aan, spreekt aan, sprak aan, spraken aan, aangesproken)

  1. aanspreken (appelleren aan het gevoel; appelleren aan)

Conjugations for aanspreken:

o.t.t.
  1. spreek aan
  2. spreekt aan
  3. spreekt aan
  4. spreken aan
  5. spreken aan
  6. spreken aan
o.v.t.
  1. sprak aan
  2. sprak aan
  3. sprak aan
  4. spraken aan
  5. spraken aan
  6. spraken aan
v.t.t.
  1. heb aangesproken
  2. hebt aangesproken
  3. heeft aangesproken
  4. hebben aangesproken
  5. hebben aangesproken
  6. hebben aangesproken
v.v.t.
  1. had aangesproken
  2. had aangesproken
  3. had aangesproken
  4. hadden aangesproken
  5. hadden aangesproken
  6. hadden aangesproken
o.t.t.t.
  1. zal aanspreken
  2. zult aanspreken
  3. zal aanspreken
  4. zullen aanspreken
  5. zullen aanspreken
  6. zullen aanspreken
o.v.t.t.
  1. zou aanspreken
  2. zou aanspreken
  3. zou aanspreken
  4. zouden aanspreken
  5. zouden aanspreken
  6. zouden aanspreken
diversen
  1. spreek aan!
  2. spreekt aan!
  3. aangesproken
  4. aansprekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanspreken:

NounRelated TranslationsOther Translations
fait de parler à aanspreken; benaderen; spreken tot
VerbRelated TranslationsOther Translations
appeler au sentiment aanspreken; appelleren aan; appelleren aan het gevoel
s'adresser au sentiment aanspreken; appelleren aan; appelleren aan het gevoel
- toespreken

Wiktionary Translations for aanspreken:

aanspreken
Cross Translation:
FromToVia
aanspreken plaire appeal — to be attractive
aanspreken → s'adresser à; aborder un sujet broach — begin discussion about
aanspreken adresser la parole ansprechen — anfangen mit jemandem zu sprechen; mit jemandem ein Gespräch beginnen
aanspreken impressionner; plaire ansprechen — die Aufmerksamkeit oder das Interesse von jemandem erwecken; den Geschmack von jemandem treffen