Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. terugkopen:
  2. terugkoop:


Dutch

Detailed Translations for terugkopen from Dutch to Spanish

terugkopen:

terugkopen verb (koop terug, koopt terug, kocht terug, kochten terug, terugekocht)

  1. terugkopen

Conjugations for terugkopen:

o.t.t.
  1. koop terug
  2. koopt terug
  3. koopt terug
  4. kopen terug
  5. kopen terug
  6. kopen terug
o.v.t.
  1. kocht terug
  2. kocht terug
  3. kocht terug
  4. kochten terug
  5. kochten terug
  6. kochten terug
v.t.t.
  1. heb terugekocht
  2. hebt terugekocht
  3. heeft terugekocht
  4. hebben terugekocht
  5. hebben terugekocht
  6. hebben terugekocht
v.v.t.
  1. had terugekocht
  2. had terugekocht
  3. had terugekocht
  4. hadden terugekocht
  5. hadden terugekocht
  6. hadden terugekocht
o.t.t.t.
  1. zal terugkopen
  2. zult terugkopen
  3. zal terugkopen
  4. zullen terugkopen
  5. zullen terugkopen
  6. zullen terugkopen
o.v.t.t.
  1. zou terugkopen
  2. zou terugkopen
  3. zou terugkopen
  4. zouden terugkopen
  5. zouden terugkopen
  6. zouden terugkopen
en verder
  1. ben terugekocht
  2. bent terugekocht
  3. is terugekocht
  4. zijn terugekocht
  5. zijn terugekocht
  6. zijn terugekocht
diversen
  1. koop terug!
  2. koopt terug!
  3. terugekocht
  4. terugkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugkopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
comprar de rescate terugkopen

Related Words for "terugkopen":


terugkoop:

terugkoop [znw.] noun

  1. terugkoop
    el rescate

Translation Matrix for terugkoop:

NounRelated TranslationsOther Translations
rescate terugkoop afkoop; afkoopsom; afkopen; herstelbetaling; indemnisatie; indemniteit; inlossing; loskoping; losprijs; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; uitbetalingen bij schade; vergoeding

Related Words for "terugkoop":