Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. stek:
  2. stekken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stek from Dutch to Spanish

stek:

stek [de ~ (m)] noun

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    el escondite; la madriguera; el escondrijo; la guarida
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    la cepa; el esqueje; el mugrón; el brote

Translation Matrix for stek:

NounRelated TranslationsOther Translations
brote jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek loot; opwellen; rank; scheut; spruit; stekje; uitloper
cepa jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek boomstronk; heetbloedigheid; stobbe; stronk; volbloedigheid
escondite schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; hoek; hoekje; schuilhoek; schuilhoeken; schuilhoekje; schuilhol; sluiphoek; sluiphol; toevluchtshaven; verstoppertje; wachthuisje
escondrijo schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; hoek; niche; schuilhoek; schuilhol; toevluchtshaven; wachthuisje
esqueje jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek stekkie
guarida schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats niche
madriguera schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats
mugrón jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek
OtherRelated TranslationsOther Translations
escondite bewaarplaats

Related Words for "stek":


Wiktionary Translations for stek:


Cross Translation:
FromToVia
stek esqueje cutting — a leaf, stem, branch, or root removed from a plant

stek form of stekken:

stekken [de ~] noun, plural

  1. de stekken (scheuten; spruiten; schoten)
    la punzada; el pinchazos

stekken verb (stek, stekt, stekte, stekten, gestekt)

  1. stekken

Conjugations for stekken:

o.t.t.
  1. stek
  2. stekt
  3. stekt
  4. stekken
  5. stekken
  6. stekken
o.v.t.
  1. stekte
  2. stekte
  3. stekte
  4. stekten
  5. stekten
  6. stekten
v.t.t.
  1. heb gestekt
  2. hebt gestekt
  3. heeft gestekt
  4. hebben gestekt
  5. hebben gestekt
  6. hebben gestekt
v.v.t.
  1. had gestekt
  2. had gestekt
  3. had gestekt
  4. hadden gestekt
  5. hadden gestekt
  6. hadden gestekt
o.t.t.t.
  1. zal stekken
  2. zult stekken
  3. zal stekken
  4. zullen stekken
  5. zullen stekken
  6. zullen stekken
o.v.t.t.
  1. zou stekken
  2. zou stekken
  3. zou stekken
  4. zouden stekken
  5. zouden stekken
  6. zouden stekken
en verder
  1. ben gestekt
  2. bent gestekt
  3. is gestekt
  4. zijn gestekt
  5. zijn gestekt
  6. zijn gestekt
diversen
  1. stek!
  2. stekt!
  3. gestekt
  4. stekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
pinchazos scheuten; schoten; spruiten; stekken
punzada scheuten; schoten; spruiten; stekken injectie; inspuiting; prik; spuitje
VerbRelated TranslationsOther Translations
acodar stekken
amugronar stekken

Related Words for "stekken":


Wiktionary Translations for stekken:


Cross Translation:
FromToVia
stekken poner stick — to place, set down quickly

External Machine Translations: