Dutch
Detailed Translations for inlossen from Dutch to Spanish
inlossen:
-
inlossen (aflossen)
Conjugations for inlossen:
o.t.t.
- los in
- lost in
- lost in
- lossen in
- lossen in
- lossen in
o.v.t.
- loste in
- loste in
- loste in
- losten in
- losten in
- losten in
v.t.t.
- heb ingelost
- hebt ingelost
- heeft ingelost
- hebben ingelost
- hebben ingelost
- hebben ingelost
v.v.t.
- had ingelost
- had ingelost
- had ingelost
- hadden ingelost
- hadden ingelost
- hadden ingelost
o.t.t.t.
- zal inlossen
- zult inlossen
- zal inlossen
- zullen inlossen
- zullen inlossen
- zullen inlossen
o.v.t.t.
- zou inlossen
- zou inlossen
- zou inlossen
- zouden inlossen
- zouden inlossen
- zouden inlossen
en verder
- is ingelost
diversen
- los in!
- lost in!
- ingelost
- inlossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inlossen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
redimir | uitkoop | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
redimir | aflossen; inlossen | bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten |