Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. geschud:
  2. schudden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geschud from Dutch to Spanish

geschud:

geschud [znw.] noun

  1. geschud (geschok)
    el sacudir; el choque

Translation Matrix for geschud:

NounRelated TranslationsOther Translations
choque geschok; geschud aanrijding; aanvaring; bons; botsing; collisie; doorstoot; dreun; gestoot; hort; klap; knal; kwak; opeen knallen; pof; schok; schokkende beweging; shock; smak; stoot
sacudir geschok; geschud afschudden
VerbRelated TranslationsOther Translations
sacudir afkeuren; afschudden; afstemmen; afwijzen; beven; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; schudden; stof afkloppen; trillen; uitdeuken; uitkloppen; uitplunderen; uitschudden; verwerpen
OtherRelated TranslationsOther Translations
choque botsing

schudden:

schudden verb (schud, schudt, schudde, schudden, geschud)

  1. schudden (trillen; beven)
  2. schudden (heen en weer bewegen)

Conjugations for schudden:

o.t.t.
  1. schud
  2. schudt
  3. schudt
  4. schudden
  5. schudden
  6. schudden
o.v.t.
  1. schudde
  2. schudde
  3. schudde
  4. schudden
  5. schudden
  6. schudden
v.t.t.
  1. heb geschud
  2. hebt geschud
  3. heeft geschud
  4. hebben geschud
  5. hebben geschud
  6. hebben geschud
v.v.t.
  1. had geschud
  2. had geschud
  3. had geschud
  4. hadden geschud
  5. hadden geschud
  6. hadden geschud
o.t.t.t.
  1. zal schudden
  2. zult schudden
  3. zal schudden
  4. zullen schudden
  5. zullen schudden
  6. zullen schudden
o.v.t.t.
  1. zou schudden
  2. zou schudden
  3. zou schudden
  4. zouden schudden
  5. zouden schudden
  6. zouden schudden
en verder
  1. ben geschud
  2. bent geschud
  3. is geschud
  4. zijn geschud
  5. zijn geschud
  6. zijn geschud
diversen
  1. schud!
  2. schudt!
  3. geschud
  4. schuddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schudden:

NounRelated TranslationsOther Translations
sacudir afschudden; geschok; geschud
temblar beven
VerbRelated TranslationsOther Translations
sacudir beven; schudden; trillen afkeuren; afschudden; afstemmen; afwijzen; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; stof afkloppen; uitdeuken; uitkloppen; uitplunderen; uitschudden; verwerpen
temblar heen en weer bewegen; schudden beven; bibberen; doortrillen; kloppen; lillen; rillen; trillen; vibreren
tiritar heen en weer bewegen; schudden griezelen; gruwen; huiveren

Related Definitions for "schudden":

  1. heen en weer of op en neer bewegen1
    • hij schudde van het lachen1
  2. het een aantal keren bewegen1
    • ik schud het pak melk1

Wiktionary Translations for schudden:

schudden
verb
  1. snel heen en weer bewegen om iets te mengen

Cross Translation:
FromToVia
schudden cortar cut — to divide a pack of playing cards
schudden mezclar; barajear; barajar shuffle — to put in a random order
schudden agitar schütteln — (transitiv) einen Gegenstand oder eine Person schnell hin und her bewegen
schudden perturbar; sacudir agiter — Traductions à trier suivant le sens
schudden debatir débattrediscuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments.
schudden agitar; perturbar troublerrendre trouble.
schudden conmover; emocionar; agitar; perturbar émouvoirprovoquer une émotion.

External Machine Translations: