Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. factie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for factie from Dutch to Spanish

factie:

factie [de ~ (v)] noun

  1. de factie (groepering)
    la agrupación; el grupo; la facción; la organización; el agrupamiento
  2. de factie (politieke partij; partij)

Translation Matrix for factie:

NounRelated TranslationsOther Translations
agrupación factie; groepering accumulatie; ambachtsgilde; bende; bond; broederschap; bundel; club; coöperatie; genootschap; gezelschap; gilde; groep; hoop; opeenstapeling; opstapeling; orde; organisatie; samenscholing; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; stapel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging
agrupamiento factie; groepering
facción factie; groepering gelaatstrek; machtsblok
grupo factie; groepering aantal personen bijeen; accumulatie; allegaartje; ambachtsgilde; bende; bond; club; cluster; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; gilde; groep; groep van twee of meer; hoop; horde; koppel; kudde; massa; mengelmoes; meute; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; orde; organisatie; pool; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; samenscholing; schaar; schare; selectie; societiet; sociëteit; soos; sortering; span; stapel; stel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging; verzameling; volksgroepering; zooi; zootje; zuil
organización factie; groepering annexatie; inlijving; instantie; instelling; lichaam; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem
partido político factie; partij; politieke partij

Related Words for "factie":

  • facties

Wiktionary Translations for factie:

factie
noun
  1. politiek|nld agerende politieke groepering (partij binnen een partij)