Dutch
Detailed Translations for erbij zijn from Dutch to Spanish
erbij zijn:
-
erbij zijn (tegenwoordig zijn)
Conjugations for erbij zijn:
o.t.t.
- ben erbij
- bent erbij
- is erbij
- zijn erbij
- zijn erbij
- zijn erbij
o.v.t.
- was erbij
- was erbij
- was erbij
- waren erbij
- waren erbij
- waren erbij
v.t.t.
- ben erbij geweest
- bent erbij geweest
- is erbij geweest
- zijn erbij geweest
- zijn erbij geweest
- zijn erbij geweest
v.v.t.
- was erbij geweest
- was erbij geweest
- was erbij geweest
- waren erbij geweest
- waren erbij geweest
- waren erbij geweest
o.t.t.t.
- zal erbij zijn
- zult erbij zijn
- zal erbij zijn
- zullen erbij zijn
- zullen erbij zijn
- zullen erbij zijn
o.v.t.t.
- zou erbij zijn
- zou erbij zijn
- zou erbij zijn
- zouden erbij zijn
- zouden erbij zijn
- zouden erbij zijn
diversen
- ben erbij!
- bent erbij!
- erbij geweest
- erbij zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for erbij zijn:
Verb | Related Translations | Other Translations |
asistir | erbij zijn; tegenwoordig zijn | assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; iemand vervangen; iets in te brengen hebben; inbrengen; meehelpen; ondersteunen; seconderen; verplegen; verzorgen; weldoen |
estar | erbij zijn; tegenwoordig zijn | aanwezig zijn; er zijn; ergens zijn; gelegen zijn; liggen; uithangen; zich bevinden; zich ophouden; zijn |
estar presente | erbij zijn; tegenwoordig zijn | aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; er zijn; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien |