Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- blunder:
- blunderen:
-
Wiktionary:
- blunder → tropiezo, metida de pata, garrafal, desliz, torpeza, descache, condoro, error, equivocación
Dutch
Detailed Translations for blunder from Dutch to Spanish
blunder:
-
de blunder (flater)
el fracaso; el disparate; la barbaridad; la falta; el fallo; el error; la equivocación; el caballete; la pifia; el patinazo; el fiasco; la equivocaciones; la debacle; la enormidad; el tiro errado; la metedura de pata; el tiro fallido -
de blunder (giller; domheid; misgreep; flater)
-
de blunder (enormiteit)
el fracaso; el error enorme; la barbaridad; la estupidez; el caballete; el patinazo; el fiasco; la enormidad; la metedura de pata -
de blunder (vergissing; fout; misgreep; misslag; misrekening; misverstand; misstap; misser)
Translation Matrix for blunder:
Related Words for "blunder":
blunderen:
-
blunderen
Conjugations for blunderen:
o.t.t.
- blunder
- blundert
- blundert
- blunderen
- blunderen
- blunderen
o.v.t.
- blunderde
- blunderde
- blunderde
- blunderden
- blunderden
- blunderden
v.t.t.
- heb geblunderd
- hebt geblunderd
- heeft geblunderd
- hebben geblunderd
- hebben geblunderd
- hebben geblunderd
v.v.t.
- had geblunderd
- had geblunderd
- had geblunderd
- hadden geblunderd
- hadden geblunderd
- hadden geblunderd
o.t.t.t.
- zal blunderen
- zult blunderen
- zal blunderen
- zullen blunderen
- zullen blunderen
- zullen blunderen
o.v.t.t.
- zou blunderen
- zou blunderen
- zou blunderen
- zouden blunderen
- zouden blunderen
- zouden blunderen
diversen
- blunder!
- blundert!
- geblunderd
- blunderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
blunderen (begaan van een blunder)
Translation Matrix for blunderen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
desliz | begaan van een blunder; blunderen | onderuitgaan |
resbalar | uitglijden | |
tropiezo | begaan van een blunder; blunderen | geharrewar; hapering; kink in de kabel; onderuitgaan |
Verb | Related Translations | Other Translations |
deslizarse | blunderen | afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; insluipen; naar beneden glijden; omlaag glijden; onderuitgaan; ongemerkt binnendringen; roetsjen; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten |
resbalar | blunderen | glibberen; glijden; glippen; roetsjen; slippen; uitglijden; verspreken |
Related Words for "blunderen":
External Machine Translations: