Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. beslag:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beslag from Dutch to Spanish

beslag:

beslag [het ~] noun

  1. het beslag
    la guarnición; el batido; la masa; la herradura; el herraje

Translation Matrix for beslag:

NounRelated TranslationsOther Translations
batido beslag
guarnición beslag bordgarneersel; garneersel; garnituur; garnizoen; gerechtsdecoratie; stikselgarnering
herradura beslag hoef; hoefbeslag; hoefijzer; hoornschoen
herraje beslag ijzerwaren; ijzerwerk
masa beslag aardig wat; accumulatie; achterbuurtvolk; allegaartje; berg; deeg; drom; hoop; horde; klootjesvolk; kluit; knoedels; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; noedels; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; pasta; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; stapel; toeloop; troep; volksmenigte

Wiktionary Translations for beslag:

beslag
noun
  1. een confiscatie
  2. vloeibaar deeg
  3. kleine metalen elementen

Cross Translation:
FromToVia
beslag batido batter — A beaten mixture of flour and liquid, used for baking
beslag embargo Pfändungjuristisch: Beschlagnahme von Gegenständen zum Zwecke der Gläubigerbefriedigung
beslag masa Teig — aus mehreren Zutaten bestehende (häufig dickflüssige) formbare Masse, die meist als Grundstoff für Gebäck dient
beslag masa; pasta pâte — (cuisine) Préparation culinaire à base de farine consommée après cuisson sous forme de pain, gâteau, friandise, etc.

External Machine Translations:

Related Translations for beslag