Dutch
Detailed Translations for afgeschaft from Dutch to Spanish
afgeschaft:
Translation Matrix for afgeschaft:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
desusado | afgeschaft |
afschaffen:
-
afschaffen
abolir; deshacerse de; suprimir; desechar; despedir a-
abolir verb
-
deshacerse de verb
-
suprimir verb
-
desechar verb
-
despedir a verb
-
Conjugations for afschaffen:
o.t.t.
- schaf af
- schaft af
- schaft af
- schaffen af
- schaffen af
- schaffen af
o.v.t.
- schafte af
- schafte af
- schafte af
- schaften af
- schaften af
- schaften af
v.t.t.
- heb afgeschaft
- hebt afgeschaft
- heeft afgeschaft
- hebben afgeschaft
- hebben afgeschaft
- hebben afgeschaft
v.v.t.
- had afgeschaft
- had afgeschaft
- had afgeschaft
- hadden afgeschaft
- hadden afgeschaft
- hadden afgeschaft
o.t.t.t.
- zal afschaffen
- zult afschaffen
- zal afschaffen
- zullen afschaffen
- zullen afschaffen
- zullen afschaffen
o.v.t.t.
- zou afschaffen
- zou afschaffen
- zou afschaffen
- zouden afschaffen
- zouden afschaffen
- zouden afschaffen
diversen
- schaf af!
- schaft af!
- afgeschaft
- afschaffende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afschaffen (uit de dienst ontslaan; ontslaan; afdanken)
Translation Matrix for afschaffen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
despedir | afdanken; afschaffen; ontslaan; uit de dienst ontslaan | aftreding |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abolir | afschaffen | |
desechar | afschaffen | aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; ecarteren; eruit gooien; van zijn positie verdrijven; weggooien; wegsmijten |
deshacerse de | afschaffen | afscheiden; afstoten; afvoeren; bergen; eraf duwen; lozen; ontdoen; opruimen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; van de hand doen; zich van iets ontdoen |
despedir | aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; afwijzen; congé geven; declameren; dwingen ontslag te nemen; ecarteren; eruit gooien; hoogdravend praten; opsturen; oreren; posten; sturen; toezenden; uitwuiven; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren | |
despedir a | afschaffen | |
suprimir | afschaffen | iemand van de plaats dringen; laten uitvallen; opdoeken; opheffen; te niet doen; verdringen |
Wiktionary Translations for afschaffen:
afschaffen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afschaffen | → suprimir; abolir; abrogar; quitar | ↔ abolish — to end a law |
• afschaffen | → abrogar; derogar | ↔ abrogate — to annul by an authoritative act |
• afschaffen | → derogar | ↔ repeal — to cancel |
• afschaffen | → abolir | ↔ abolir — mettre hors d’usage, réduire à néant. |
• afschaffen | → anular; cancelar; abolir; contramandar | ↔ annuler — rendre nul. |
• afschaffen | → anular; contramandar; liquidar; eliminar; exterminar | ↔ supprimer — Traductions à trier suivant le sens |
• afschaffen | → arrebatar; eliminar | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |