Dutch

Detailed Translations for gezag from Dutch to English

gezag:

gezag [het ~] noun

  1. het gezag (regering; gouvernement; kabinet)
    the government; the cabinet; the administration; the local government; the colonial government; the colonial administration
  2. het gezag (heerschappij; autoriteit; macht)
    the dominion; the authority; the command; the mastery; the power
  3. het gezag (gezaghebbers; autoriteiten)
    the authorities; the establishment; the power
  4. het gezag (macht)
    the authority; the power; the rule

Translation Matrix for gezag:

NounRelated TranslationsOther Translations
administration gezag; gouvernement; kabinet; regering aanwenden; aanwending; administratie; beheer; bescherming; bewaking; controle; gebruik; hoede; toediening; toepassing; toezicht; zeggenschap; zorg
authorities autoriteiten; gezag; gezaghebbers autoriteiten; gezaghebbenden; gezaghebbers; hogerhand; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
authority autoriteit; gezag; heerschappij; macht autorisatie; autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; deskundige; expert; fiat; geven van volmacht; gezaghebber; gezagsdrager; gezagsorgaan; instantie; kracht; lastbrief; lastgeving; licentie; macht; machtiging; mandaat; procuratie; specialist; toestemming; vakkundige; vergunning; vermogen; volmacht
cabinet gezag; gouvernement; kabinet; regering kabinet; kabinetje; kabinetkast; kast; kastje; ministerraad; ministerraden
colonial administration gezag; gouvernement; kabinet; regering
colonial government gezag; gouvernement; kabinet; regering
command autoriteit; gezag; heerschappij; macht aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; instructie; leiding; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
dominion autoriteit; gezag; heerschappij; macht gebied; gordel; regio; rijksgedeelte; streek; terrein; territorium; zone
establishment autoriteiten; gezag; gezaghebbers bepaling; bestel; definiëring; determinatie; grondlegging; het stichten; instelling; omschrijving; oprichting; orgaan; samenstel; stichting; vestiging; zintuig
government gezag; gouvernement; kabinet; regering autoriteiten; bestuursapparaat; bewind; landsregering; openbaar gezag; overheid; regering; regeringsapparaat; regeringsstelsel; regime; rijksbestuur; staatsbestel; staatsbestuur
local government gezag; gouvernement; kabinet; regering plaatselijke overheid
mastery autoriteit; gezag; heerschappij; macht meesterschap
power autoriteit; autoriteiten; gezag; gezaghebbers; heerschappij; macht autorisatie; bevoegd zijn; bevoegdheid; capaciteit; dynamiek; electrische stroom; energie; felheid; fiat; fiksheid; kracht; macht; machtiging; mogendheden; mogendheid; sterkte; stroom; toestemming; vermogen; volmacht
rule gezag; macht bewind; dienstvoorschrift; filter; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
- autoriteit
VerbRelated TranslationsOther Translations
command aanvoeren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; opdragen; verordenen; verordonneren; voorzitten
rule bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; heersen van griep; macht uitoefenen; opdragen; overheersen; regeren; verordenen; verordonneren; verspreiden van ziekte

Synonyms for "gezag":


Related Definitions for "gezag":

  1. wie iets te zeggen heeft over andere mensen1
    • hij heeft gezag, want iedereen luistert naar hem1
  2. instelling die iets te zeggen heeft1
    • het gezag bepaalt wat er gebeurt1

Wiktionary Translations for gezag:

gezag
noun
  1. bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
gezag
noun
  1. persons in command; specifically, government
  2. power to enforce rules or give orders

Cross Translation:
FromToVia
gezag authority; ascendancy; ascendance autoritépouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.
gezag glamour; prestige; merit; worth; fame; glory; renown gloire — La renommée brillante, universelle et durable, l’éclat que les vertus, le mérite, les grandes qualités, les grandes actions ou les grandes œuvres attirer à quelqu’un.
gezag prestige prestigeillusion attribuer à la magie, à un sortilège.

External Machine Translations:

Related Translations for gezag