Dutch

Detailed Translations for gelui from Dutch to English

gelui:

gelui [het ~] noun

  1. het gelui (klokgelui; gebeier)
    the tolling; the chiming; the ringing; the clanging; the bell-sounding; the bell-tolling; the bell-ringing

Translation Matrix for gelui:

NounRelated TranslationsOther Translations
bell-ringing gebeier; gelui; klokgelui
bell-sounding gebeier; gelui; klokgelui
bell-tolling gebeier; gelui; klokgelui
chiming gebeier; gelui; klokgelui
clanging gebeier; gelui; klokgelui achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
ringing gebeier; gelui; klokgelui aanbellen; bellen
tolling gebeier; gelui; klokgelui achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ringing duidelijk klinkend; helderklinkend; klankvol; klinkend