Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. socialiseren:


Dutch

Detailed Translations for socialiseren from Dutch to German

socialiseren:

socialiseren verb (socialiseer, socialiseert, socialiseerde, socialiseerden, gesocialiseerd)

  1. socialiseren (sociaal zijn)
    sozialisieren
    • sozialisieren verb (sozialisiere, sozialisierst, sozialisiert, sozialisierte, sozialisiertet, sozialisiert)

Conjugations for socialiseren:

o.t.t.
  1. socialiseer
  2. socialiseert
  3. socialiseert
  4. socialiseren
  5. socialiseren
  6. socialiseren
o.v.t.
  1. socialiseerde
  2. socialiseerde
  3. socialiseerde
  4. socialiseerden
  5. socialiseerden
  6. socialiseerden
v.t.t.
  1. heb gesocialiseerd
  2. hebt gesocialiseerd
  3. heeft gesocialiseerd
  4. hebben gesocialiseerd
  5. hebben gesocialiseerd
  6. hebben gesocialiseerd
v.v.t.
  1. had gesocialiseerd
  2. had gesocialiseerd
  3. had gesocialiseerd
  4. hadden gesocialiseerd
  5. hadden gesocialiseerd
  6. hadden gesocialiseerd
o.t.t.t.
  1. zal socialiseren
  2. zult socialiseren
  3. zal socialiseren
  4. zullen socialiseren
  5. zullen socialiseren
  6. zullen socialiseren
o.v.t.t.
  1. zou socialiseren
  2. zou socialiseren
  3. zou socialiseren
  4. zouden socialiseren
  5. zouden socialiseren
  6. zouden socialiseren
en verder
  1. ben gesocialiseerd
  2. bent gesocialiseerd
  3. is gesocialiseerd
  4. zijn gesocialiseerd
  5. zijn gesocialiseerd
  6. zijn gesocialiseerd
diversen
  1. socialiseer!
  2. socialiseert!
  3. gesocialiseerd
  4. socialiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for socialiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sozialisieren sociaal zijn; socialiseren sociaal worden