Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ineensluitend:
  2. ineensluiten:


Dutch

Detailed Translations for ineensluitend from Dutch to German

ineensluitend:

ineensluitend adj

  1. ineensluitend

Translation Matrix for ineensluitend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
geschlossen ineensluitend afgesloten; besloten; dicht; eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; geloken; gesloten; harmonieus; op slot; potdicht; privé; saamhorig; toe; unaniem

ineensluiten:

ineensluiten verb (sluit ineen, sloot ineen, sloten ineen, ineengesloten)

  1. ineensluiten
    ineinandergreifen; ineinanderschließen
    • ineinandergreifen verb (greife ineinander, greifst ineinander, greift ineinander, griff ineinander, grifft ineinander, ineinandergegriffen)
    • ineinanderschließen verb (schließe ineinander, schließt ineinander, schloß ineinander, schloßt ineinander, ineinandergeschlossen)

Conjugations for ineensluiten:

o.t.t.
  1. sluit ineen
  2. sluit ineen
  3. sluit ineen
  4. sluiten ineen
  5. sluiten ineen
  6. sluiten ineen
o.v.t.
  1. sloot ineen
  2. sloot ineen
  3. sloot ineen
  4. sloten ineen
  5. sloten ineen
  6. sloten ineen
v.t.t.
  1. heb ineengesloten
  2. hebt ineengesloten
  3. heeft ineengesloten
  4. hebben ineengesloten
  5. hebben ineengesloten
  6. hebben ineengesloten
v.v.t.
  1. had ineengesloten
  2. had ineengesloten
  3. had ineengesloten
  4. hadden ineengesloten
  5. hadden ineengesloten
  6. hadden ineengesloten
o.t.t.t.
  1. zal ineensluiten
  2. zult ineensluiten
  3. zal ineensluiten
  4. zullen ineensluiten
  5. zullen ineensluiten
  6. zullen ineensluiten
o.v.t.t.
  1. zou ineensluiten
  2. zou ineensluiten
  3. zou ineensluiten
  4. zouden ineensluiten
  5. zouden ineensluiten
  6. zouden ineensluiten
en verder
  1. is ineengesloten
diversen
  1. sluit ineen!
  2. sluit ineen!
  3. ineengesloten
  4. ineensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ineensluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ineinandergreifen ineensluiten doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; verweven
ineinanderschließen ineensluiten in elkaar grijpen; ineengrijpen