Dutch

Detailed Translations for fanaticus from Dutch to German

fanaticus:

fanaticus [de ~ (m)] noun

  1. de fanaticus (fanaat; fanatiekeling)
    der Fanatiker; der Fan; der blinde Fanatiker; der Schwärmer; der Monomane; der Zelot; der Eiferer; der Glaubenseifer
  2. de fanaticus (ijveraar; zeloot; fanaat)
    der Fanatiker; der Brausekopf; der Fan; der Eiferer

Translation Matrix for fanaticus:

NounRelated TranslationsOther Translations
Brausekopf fanaat; fanaticus; ijveraar; zeloot driftkikker; driftkop; heethoofd; ijveraar; maniak; scherpslijper; stokebrand; zeloot
Eiferer fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; zeloot aanhouder; doorzetter; ijveraar; maniak; scherpslijper; taaie; zeloot
Fan fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; zeloot aanhanger; bewonderaar; fan; freak; maniak; supporter; vereerder
Fanatiker fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; zeloot aanhanger; aanhouder; doordrammer; fan; ijveraar; maniak; scherpslijper; supporter; zeloot
Glaubenseifer fanaat; fanaticus; fanatiekeling aanhouder; doordrammer; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot
Monomane fanaat; fanaticus; fanatiekeling
Schwärmer fanaat; fanaticus; fanatiekeling dwepers; fanatici; freak; freaks; ijveraar; maniak; pijlstaartvlinder; scherpslijper; voetzoekers; zeloot; zeloten
Zelot fanaat; fanaticus; fanatiekeling dweper; fanaat; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot
blinde Fanatiker fanaat; fanaticus; fanatiekeling ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot