Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doorkiezen:


Dutch

Detailed Translations for doorkiezen from Dutch to German

doorkiezen:

doorkiezen verb (kies door, kiest door, koos door, kozen door, doorgekozen)

  1. doorkiezen
    durchwählen
    • durchwählen verb (durchwähle, durchwählst, durchwählt, durchwählte, durchwähltet, durchwählt)

Conjugations for doorkiezen:

o.t.t.
  1. kies door
  2. kiest door
  3. kiest door
  4. kiezen door
  5. kiezen door
  6. kiezen door
o.v.t.
  1. koos door
  2. koos door
  3. koos door
  4. kozen door
  5. kozen door
  6. kozen door
v.t.t.
  1. heb doorgekozen
  2. hebt doorgekozen
  3. heeft doorgekozen
  4. hebben doorgekozen
  5. hebben doorgekozen
  6. hebben doorgekozen
v.v.t.
  1. had doorgekozen
  2. had doorgekozen
  3. had doorgekozen
  4. hadden doorgekozen
  5. hadden doorgekozen
  6. hadden doorgekozen
o.t.t.t.
  1. zal doorkiezen
  2. zult doorkiezen
  3. zal doorkiezen
  4. zullen doorkiezen
  5. zullen doorkiezen
  6. zullen doorkiezen
o.v.t.t.
  1. zou doorkiezen
  2. zou doorkiezen
  3. zou doorkiezen
  4. zouden doorkiezen
  5. zouden doorkiezen
  6. zouden doorkiezen
diversen
  1. kies door!
  2. kiest door!
  3. doorgekozen
  4. doorkiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorkiezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchwählen doorkiezen