Summary
Dutch to German: more detail...
- beschieten:
-
Wiktionary:
- beschieten → beschießen
- beschieten → beschießen, bombardieren
Dutch
Detailed Translations for beschieten from Dutch to German
beschieten:
-
beschieten (bestoken)
Conjugations for beschieten:
o.t.t.
- beschiet
- beschiet
- beschiet
- beschieten
- beschieten
- beschieten
o.v.t.
- beschoot
- beschoot
- beschoot
- beschoten
- beschoten
- beschoten
v.t.t.
- heb beschoten
- hebt beschoten
- heeft beschoten
- hebben beschoten
- hebben beschoten
- hebben beschoten
v.v.t.
- had beschoten
- had beschoten
- had beschoten
- hadden beschoten
- hadden beschoten
- hadden beschoten
o.t.t.t.
- zal beschieten
- zult beschieten
- zal beschieten
- zullen beschieten
- zullen beschieten
- zullen beschieten
o.v.t.t.
- zou beschieten
- zou beschieten
- zou beschieten
- zouden beschieten
- zouden beschieten
- zouden beschieten
diversen
- beschiet!
- beschiet!
- beschoten
- beschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beschieten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beschießen | beschieten; bestoken | bestoken; bombarderen; kanonneren; met kanon beschieten; vanuit de lucht beschieten |
schießen auf | beschieten; bestoken | neerschieten; schieten op |
Wiktionary Translations for beschieten:
beschieten
Cross Translation:
verb
-
met geschut- of geweervuur bestoken
- beschieten → beschießen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beschieten | → beschießen; bombardieren | ↔ bombarder — attaquer une ville, une place, une position militaire avec de l’artillerie terrestre, maritime ou, larguer des bombes avec d'un aéronef. |