Swedish

Detailed Translations for orden from Swedish to Dutch

orden:

orden noun

  1. orden (dekoration; dekorering)
    de onderscheiding; de ridderorde; het ereteken; de decoratie; het onderscheidingsteken

Translation Matrix for orden:

NounRelated TranslationsOther Translations
decoratie dekoration; dekorering; orden dekoration; heminredning; påklädning
ereteken dekoration; dekorering; orden
onderscheiding dekoration; dekorering; orden utmärkande
onderscheidingsteken dekoration; dekorering; orden emblem; gradbeteckning; tjänstetecken
ridderorde dekoration; dekorering; orden

Wiktionary Translations for orden:


Cross Translation:
FromToVia
orden orde Orden — (klösterliche) Gemeinschaft, die unter einem Oberer oder einer Oberin nach bestimmten Regeln lebt und deren Mitglieder bestimmte Gelübde abgelegt haben müssen
orden orde Ordenseltener: weltlicher Verband, dessen Mitglieder nach bestimmten Vorschriften leben
orden lintje; onderscheiding OrdenEhrenzeichen als Auszeichnung für besondere Verdienste und Leistungen zum Beispiel im militärischen, wissenschaftlichen, künstlerischen oder sozialen Bereich, das häufig vom Staat einer Einzelperson oder einer Gruppe von Personen verliehen wird
orden orde Ordenveraltet: Reihenfolge, Ordnung
orden orde order — religious group
orden orde; rangorde ordrearrangement raisonné et logique, disposition régulier des choses les unes par rapport aux autres.

External Machine Translations:


Dutch

Detailed Translations for orden from Dutch to Swedish

orde:


Translation Matrix for orde:

NounRelated TranslationsOther Translations
beslutsamhet discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; tucht beslistheid; fermheid; kordaatheid; pertinentie; stelligheid; vastberadenheid
cirkel bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging cirkel; cirkelvorm; kring; kringel; kringvormig; ringetje; rondje
disciplin discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; tucht
förbund ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging associatie; bonden; coalitie; federaties; liga's; unie; unies; verbond; verbonden
förening ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aaneenkoppeling; amalgamatie; associatie; coalitie; dispuut; eenwording; fusie; gezelschap; groep mensen; integratie; koppeling; sociëteit; soos; unie; verbinding; verbond; vereniging; verenigingsdispuut; versmelting
föreskrift orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet aanwijzing; dienstvoorschrift; instructie; kompas; regelgeving; reglement; reglementering; regularisatie; richtlijn; richtsnoer; voorschrift
gille ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging beroepsvereniging; gilde
klubb bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging klaveren
krets bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging schakeling
ordination orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet initiatie; inwijding
ordning discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; tucht aaneenschakeling; bestel; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opeenvolging; ordelijkheid; samenstel
preskription orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet
recept orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet bonnen; culinair voorschrift; kassabonnen; recept
regelbundenhet orde; regelmaat regelmatigheid
regelmässighet orde; regelmaat
samfund ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging broederschap; gemeente; georganiseerd gezelschap
sammanslutning ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging associatie; coalitie; trust; unie; vennootschap; verbond
social klass klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand
stadgande orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet
sällskap ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging aantal personen bijeen; assemblee; compagnie; dispuut; gezelschap; groep; maatschappij; partijen; samenleving; sociëteit; soos; verenigingsdispuut
åläggande orde; regel; regeling; reglement; voorschrift; wet

Related Words for "orde":

  • orden, ordes

Related Definitions for "orde":

  1. toestand van netheid1
    • het huis is keurig op orde1
  2. toestand van regelmaat en rust1
    • de orde in de klas werd verstoord1

Wiktionary Translations for orde:


Cross Translation:
FromToVia
orde orden Orden — (klösterliche) Gemeinschaft, die unter einem Oberer oder einer Oberin nach bestimmten Regeln lebt und deren Mitglieder bestimmte Gelübde abgelegt haben müssen
orde orden Ordenseltener: weltlicher Verband, dessen Mitglieder nach bestimmten Vorschriften leben
orde ordning; orden Ordenveraltet: Reihenfolge, Ordnung
orde ordning; ordningsföljd Reihenfolgegeregelte, ordnungsgemäße Aufeinanderfolge
orde ordning order — good arrangement
orde orden order — religious group
orde orden ordrearrangement raisonné et logique, disposition régulier des choses les unes par rapport aux autres.

ordenen:

ordenen verb (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)

  1. ordenen (catalogiseren; organiseren)
    katalogisera
    • katalogisera verb (katalogiserar, katalogiserade, katalogiserat)
  2. ordenen (indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren)
    gruppera
    • gruppera verb (grupperar, grupperade, grupperat)
  3. ordenen (sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken)
    sortera; ordna; reda ut; rangera
    • sortera verb (sorterar, sorterade, sorterat)
    • ordna verb (ordnar, ordnade, ordnat)
    • reda ut verb (reder ut, redde ut, rett ut)
    • rangera verb (rangerar, rangerade, rangerat)
  4. ordenen
    punktera ut
    • punktera ut verb (punkterar u, punkterade u, punkterat ut)

Conjugations for ordenen:

o.t.t.
  1. orden
  2. ordent
  3. ordent
  4. ordenen
  5. ordenen
  6. ordenen
o.v.t.
  1. ordende
  2. ordende
  3. ordende
  4. ordenden
  5. ordenden
  6. ordenden
v.t.t.
  1. heb geordend
  2. hebt geordend
  3. heeft geordend
  4. hebben geordend
  5. hebben geordend
  6. hebben geordend
v.v.t.
  1. had geordend
  2. had geordend
  3. had geordend
  4. hadden geordend
  5. hadden geordend
  6. hadden geordend
o.t.t.t.
  1. zal ordenen
  2. zult ordenen
  3. zal ordenen
  4. zullen ordenen
  5. zullen ordenen
  6. zullen ordenen
o.v.t.t.
  1. zou ordenen
  2. zou ordenen
  3. zou ordenen
  4. zouden ordenen
  5. zouden ordenen
  6. zouden ordenen
en verder
  1. is geordend
  2. zijn geordend
diversen
  1. orden!
  2. ordent!
  3. geordend
  4. ordenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ordenen [znw.] noun

  1. ordenen (schikken)

Translation Matrix for ordenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrangerad ordenen; schikken
ordnat ordenen; schikken bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
gruppera arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; groep; groeperen; rangschikken
katalogisera catalogiseren; ordenen; organiseren
ordna ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bevelen; bewaren; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schikken; voorschrijven
punktera ut ordenen
rangera ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken
reda ut ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
sortera ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken classificeren; ficheren; rangschikken; sorteren; voorsorteren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
arrangerad georganiseerd; geregeld
ordnat bewerkstelligd; geordend; georganiseerd; gerangschikt; geregeld; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt

Wiktionary Translations for ordenen:


Cross Translation:
FromToVia
ordenen ordna order — to set in (any) order
ordenen ordna order — to set in (a good) order
ordenen anpassa; ordna; anrätta; tillaga; frisera; tilltyga; förlika; försona; passa accommoderdonner, procurer de la commodité.
ordenen arrangera; inreda arrangerarranger (transitive) (fr)
ordenen arrangera; inreda disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.

External Machine Translations: