Summary


Dutch

Detailed Translations for naga from Dutch to Swedish

nagaan:

nagaan verb (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)

  1. nagaan (controleren; nakijken)
    undersöka; kolla; höra; testa; förhöra; inspektera
    • undersöka verb (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kolla verb (kollar, kollade, kollat)
    • höra verb (hör, hörde, hört)
    • testa verb (testar, testade, testat)
    • förhöra verb (förhör, förhörde, förhört)
    • inspektera verb (inspekterar, inspekterade, inspekterat)
  2. nagaan (natrekken; checken; verifiëren)
    spåra
    • spåra verb (spårar, spårade, spårat)
  3. nagaan (verifieren; zekerstellen)
    verifiera; bestyrka; bevisa
    • verifiera verb (verifierar, verifierade, verifierat)
    • bestyrka verb (bestyrkar, bestyrkade, bestyrkat)
    • bevisa verb (bevisar, bevisade, bevisat)

Conjugations for nagaan:

o.t.t.
  1. ga na
  2. gaat na
  3. gaat na
  4. gaan na
  5. gaan na
  6. gaan na
o.v.t.
  1. ging na
  2. ging na
  3. ging na
  4. gingen na
  5. gingen na
  6. gingen na
v.t.t.
  1. ben nagegaan
  2. bent nagegaan
  3. is nagegaan
  4. zijn nagegaan
  5. zijn nagegaan
  6. zijn nagegaan
v.v.t.
  1. was nagegaan
  2. was nagegaan
  3. was nagegaan
  4. waren nagegaan
  5. waren nagegaan
  6. waren nagegaan
o.t.t.t.
  1. zal nagaan
  2. zult nagaan
  3. zal nagaan
  4. zullen nagaan
  5. zullen nagaan
  6. zullen nagaan
o.v.t.t.
  1. zou nagaan
  2. zou nagaan
  3. zou nagaan
  4. zouden nagaan
  5. zouden nagaan
  6. zouden nagaan
en verder
  1. heb nagegaan
  2. hebt nagegaan
  3. heeft nagegaan
  4. hebben nagegaan
  5. hebben nagegaan
  6. hebben nagegaan
diversen
  1. ga na!
  2. gaat na!
  3. nagegaan
  4. nagaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nagaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
höra horen
inspektera bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
bestyrka nagaan; verifieren; zekerstellen van mening zijn; voorstaan
bevisa nagaan; verifieren; zekerstellen aantonen; bewijzen; staven
förhöra controleren; nagaan; nakijken ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
höra controleren; nagaan; nakijken afluisteren; beluisteren; geluid waarnemen; horen; luisteren
inspektera controleren; nagaan; nakijken aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; inspecteren; keuren; kijken; overzien; schouwen; toeschouwen
kolla controleren; nagaan; nakijken beproeven; iets opzoeken; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; keuren; nazoeken; onderzoeken; opletten; overzien; testen; toetsen; toezien; uitproberen; uittesten
spåra checken; nagaan; natrekken; verifiëren bijhouden; calqueren; met pen overtekenen; overtrekken; traceren
testa controleren; nagaan; nakijken beproeven; examen afnemen; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
undersöka controleren; nagaan; nakijken aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; inspecteren; keuren; met sonde onderzoeken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; schouwen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren
verifiera nagaan; verifieren; zekerstellen aantonen; bewijzen; staven; valideren

Wiktionary Translations for nagaan:


Cross Translation:
FromToVia
nagaan betrakta considérerregarder attentivement.
nagaan bepröva; undersöka examinerobserver avec attention, avec réflexion.
nagaan söka om igen rechercher — (1)