Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. meren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meert from Dutch to Swedish

meert form of meren:

meren [de ~] noun, plural

  1. de meren
    sjöar

meren verb (meer, meert, meerde, meerden, gemeerd)

  1. meren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; )
    förtöja
    • förtöja verb (förtöjer, förtöjde, förtöjt)

Conjugations for meren:

o.t.t.
  1. meer
  2. meert
  3. meert
  4. meren
  5. meren
  6. meren
o.v.t.
  1. meerde
  2. meerde
  3. meerde
  4. meerden
  5. meerden
  6. meerden
v.t.t.
  1. heb gemeerd
  2. hebt gemeerd
  3. heeft gemeerd
  4. hebben gemeerd
  5. hebben gemeerd
  6. hebben gemeerd
v.v.t.
  1. had gemeerd
  2. had gemeerd
  3. had gemeerd
  4. hadden gemeerd
  5. hadden gemeerd
  6. hadden gemeerd
o.t.t.t.
  1. zal meren
  2. zult meren
  3. zal meren
  4. zullen meren
  5. zullen meren
  6. zullen meren
o.v.t.t.
  1. zou meren
  2. zou meren
  3. zou meren
  4. zouden meren
  5. zouden meren
  6. zouden meren
en verder
  1. ben gemeerd
  2. bent gemeerd
  3. is gemeerd
  4. zijn gemeerd
  5. zijn gemeerd
  6. zijn gemeerd
diversen
  1. meer!
  2. meert!
  3. gemeerd
  4. merend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meren:

NounRelated TranslationsOther Translations
sjöar meren
VerbRelated TranslationsOther Translations
förtöja aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren

Related Words for "meren":


Wiktionary Translations for meren:


Cross Translation:
FromToVia
meren förtöja moor — to fix or secure, as a vessel, in a particular place by casting anchor, or by fastening with cables or chains
meren befästa; fästa; binda; snöra attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.

External Machine Translations: