Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kwijtraken:
  2. kwijt raken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kwijtraken from Dutch to Swedish

kwijtraken:

kwijtraken verb (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)

  1. kwijtraken (verloren gaan; verliezen; wegraken; erbij inschieten)
    komma bort; gå vilse; tappa vägen
    • komma bort verb (kommer bort, komm bort, kommit bort)
    • gå vilse verb (går vilse, gick vilse, gått vilse)
    • tappa vägen verb (tappar vägen, tappade vägen, tappat vägen)

Conjugations for kwijtraken:

o.t.t.
  1. raak kwijt
  2. raakt kwijt
  3. raakt kwijt
  4. raken kwijt
  5. raken kwijt
  6. raken kwijt
o.v.t.
  1. raakte kwijt
  2. raakte kwijt
  3. raakte kwijt
  4. raakten kwijt
  5. raakten kwijt
  6. raakten kwijt
v.t.t.
  1. ben kwijt geraakt
  2. bent kwijt geraakt
  3. is kwijt geraakt
  4. zijn kwijt geraakt
  5. zijn kwijt geraakt
  6. zijn kwijt geraakt
v.v.t.
  1. was kwijt geraakt
  2. was kwijt geraakt
  3. was kwijt geraakt
  4. waren kwijt geraakt
  5. waren kwijt geraakt
  6. waren kwijt geraakt
o.t.t.t.
  1. zal kwijtraken
  2. zult kwijtraken
  3. zal kwijtraken
  4. zullen kwijtraken
  5. zullen kwijtraken
  6. zullen kwijtraken
o.v.t.t.
  1. zou kwijtraken
  2. zou kwijtraken
  3. zou kwijtraken
  4. zouden kwijtraken
  5. zouden kwijtraken
  6. zouden kwijtraken
diversen
  1. raak kwijt!
  2. raakt kwijt!
  3. kwijt geraakt
  4. kwijtrakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kwijtraken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gå vilse erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken de weg kwijtraken; teloorgaan; verdwaald zijn; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; zoekraken
komma bort erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken wegkomen; zoekraken
tappa vägen erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken teloorgaan

Wiktionary Translations for kwijtraken:

kwijtraken
verb
  1. niet meer weten waar iets is

Cross Translation:
FromToVia
kwijtraken förlora; mista perdrepriver de quelque chose qu’on avait, qu’on posséder.

kwijt raken:

kwijt raken verb (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)

  1. kwijt raken (verliezen)
    tappa; förlora; mista
    • tappa verb (tappar, tappade, tappat)
    • förlora verb (förlorar, förlorade, förlorat)
    • mista verb (mistar, mistade, mistat)

Conjugations for kwijt raken:

o.t.t.
  1. raak kwijt
  2. raakt kwijt
  3. raakt kwijt
  4. raken kwijt
  5. raken kwijt
  6. raken kwijt
o.v.t.
  1. raakte kwijt
  2. raakte kwijt
  3. raakte kwijt
  4. raakten kwijt
  5. raakten kwijt
  6. raakten kwijt
v.t.t.
  1. ben kwijt geraakt
  2. bent kwijt geraakt
  3. is kwijt geraakt
  4. zijn kwijt geraakt
  5. zijn kwijt geraakt
  6. zijn kwijt geraakt
v.v.t.
  1. was kwijt geraakt
  2. was kwijt geraakt
  3. was kwijt geraakt
  4. waren kwijt geraakt
  5. waren kwijt geraakt
  6. waren kwijt geraakt
o.t.t.t.
  1. zal kwijt raken
  2. zult kwijt raken
  3. zal kwijt raken
  4. zullen kwijt raken
  5. zullen kwijt raken
  6. zullen kwijt raken
o.v.t.t.
  1. zou kwijt raken
  2. zou kwijt raken
  3. zou kwijt raken
  4. zouden kwijt raken
  5. zouden kwijt raken
  6. zouden kwijt raken
diversen
  1. raak kwijt!
  2. raakt kwijt!
  3. kwijt geraakt
  4. kwijt rakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kwijt raken:

NounRelated TranslationsOther Translations
förlora nederlaag; overwonnen-worden; verlies; verliezen
VerbRelated TranslationsOther Translations
förlora kwijt raken; verliezen verbeuren; verloren gaan; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
mista kwijt raken; verliezen verbeuren; verloren gaan
tappa kwijt raken; verliezen aftappen; biertappen; bottelen; tappen; verloren gaan

External Machine Translations:

Related Translations for kwijtraken