Dutch
Detailed Translations for afslachten from Dutch to Swedish
afslachten:
-
afslachten (afmaken; afslachting; slachting)
-
afslachten (vermoorden; afmaken; moorden; doden; ombrengen; om het leven brengen)
Conjugations for afslachten:
o.t.t.
- slacht af
- slacht af
- slacht af
- slachten af
- slachten af
- slachten af
o.v.t.
- slachtte af
- slachtte af
- slachtte af
- slachtten af
- slachtten af
- slachtten af
v.t.t.
- heb afgeslacht
- hebt afgeslacht
- heeft afgeslacht
- hebben afgeslacht
- hebben afgeslacht
- hebben afgeslacht
v.v.t.
- had afgeslacht
- had afgeslacht
- had afgeslacht
- hadden afgeslacht
- hadden afgeslacht
- hadden afgeslacht
o.t.t.t.
- zal afslachten
- zult afslachten
- zal afslachten
- zullen afslachten
- zullen afslachten
- zullen afslachten
o.v.t.t.
- zou afslachten
- zou afslachten
- zou afslachten
- zouden afslachten
- zouden afslachten
- zouden afslachten
diversen
- slacht af!
- slacht af!
- afgeslacht
- afslachtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afslachten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
slaktande | afmaken; afslachten; afslachting; slachting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
mörda | afmaken; afslachten; doden; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden | afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden |
Wiktionary Translations for afslachten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afslachten | → slakta | ↔ slaughter — To massacre people in large numbers |
• afslachten | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• afslachten | → massakrera | ↔ massacrer — tuer, égorger des hommes qui ne se défendent pas. |