Dutch
Detailed Synonyms for reduceren in Dutch
reduceren:
Conjugations for reduceren:
o.t.t.
- reduceer
- reduceert
- reduceert
- reduceren
- reduceren
- reduceren
o.v.t.
- reduceerde
- reduceerde
- reduceerde
- reduceerden
- reduceerden
- reduceerden
v.t.t.
- heb gereduceerd
- hebt gereduceerd
- heeft gereduceerd
- hebben gereduceerd
- hebben gereduceerd
- hebben gereduceerd
v.v.t.
- had gereduceerd
- had gereduceerd
- had gereduceerd
- hadden gereduceerd
- hadden gereduceerd
- hadden gereduceerd
o.t.t.t.
- zal reduceren
- zult reduceren
- zal reduceren
- zullen reduceren
- zullen reduceren
- zullen reduceren
o.v.t.t.
- zou reduceren
- zou reduceren
- zou reduceren
- zouden reduceren
- zouden reduceren
- zouden reduceren
en verder
- is gereduceerd
- zijn gereduceerd
diversen
- reduceer!
- reduceert!
- gereduceerd
- reducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
reduceren