Dutch

Detailed Synonyms for loon in Dutch

loon:

loon [het ~] noun

  1. het loon
    het honorarium; het salaris; het loon; de bezoldiging; de verdienste; de gage; het arbeidsloon; het traktement; de soldij; de wedde
  2. het loon
    het salaris; het loon; de bezoldiging; de gage; het inkomen
  3. het loon
    het salaris; het loon; inkomen uit onderneming; het inkomen
  4. het loon
    de vergoeding; de beloning; het loon
  5. het loon
    het arbeidsinkomen; het salaris; het loon; het inkomen
  6. het loon
    het loon
  7. het loon
    – geld dat je krijgt voor werk 1
    het loon; het salaris; de verdienste
    – geld dat je krijgt voor werk 1
    • loon [het ~] noun
      • aan het eind van de maand krijg ik mijn loon1
    • salaris [het ~] noun
      • het salaris wordt overgemaakt op je rekening1
    • verdienste [de ~ (v)] noun
      • de verdiensten bij die baas zijn niet slecht1

Related Words for "loon":

  • lonen, loontje, loontjes

Alternate Synonyms for "loon":


Related Definitions for "loon":

  1. geld dat je krijgt voor werk1
    • aan het eind van de maand krijg ik mijn loon1

lonen:

lonen verb (loon, loont, loonde, loonden, geloond)

  1. lonen
    lonen
    • lonen verb (loon, loont, loonde, loonden, geloond)

Conjugations for lonen:

o.t.t.
  1. loon
  2. loont
  3. loont
  4. lonen
  5. lonen
  6. lonen
o.v.t.
  1. loonde
  2. loonde
  3. loonde
  4. loonden
  5. loonden
  6. loonden
v.t.t.
  1. heb geloond
  2. hebt geloond
  3. heeft geloond
  4. hebben geloond
  5. hebben geloond
  6. hebben geloond
v.v.t.
  1. had geloond
  2. had geloond
  3. had geloond
  4. hadden geloond
  5. hadden geloond
  6. hadden geloond
o.t.t.t.
  1. zal lonen
  2. zult lonen
  3. zal lonen
  4. zullen lonen
  5. zullen lonen
  6. zullen lonen
o.v.t.t.
  1. zou lonen
  2. zou lonen
  3. zou lonen
  4. zouden lonen
  5. zouden lonen
  6. zouden lonen
diversen
  1. loon!
  2. loont!
  3. geloond
  4. lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "lonen":