Dutch
Detailed Synonyms for aaneengesloten in Dutch
aaneengesloten:
-
aaneengesloten
samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten-
samenhangend adj
-
verbonden adj
-
verenigd adj
-
aaneengesloten adj
-
-
aaneengesloten
-
aaneengesloten
ononderbroken; voortdurend; continu; continue; onophoudelijk; doorlopend; aaneengesloten; aanhoudend; onafgebroken-
ononderbroken adj
-
voortdurend adj
-
continu adj
-
continue adj
-
onophoudelijk adj
-
doorlopend adj
-
aaneengesloten adj
-
aanhoudend adj
-
onafgebroken adj
-
-
aaneengesloten
aaneensluiten:
-
aaneensluiten
Conjugations for aaneensluiten:
o.t.t.
- sluit aaneen
- sluit aaneen
- sluit aaneen
- sluiten aaneen
- sluiten aaneen
- sluiten aaneen
o.v.t.
- sloot aaneen
- sloot aaneen
- sloot aaneen
- sloten aaneen
- sloten aaneen
- sloten aaneen
v.t.t.
- heb aaneengesloten
- hebt aaneengesloten
- heeft aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
v.v.t.
- had aaneengesloten
- had aaneengesloten
- had aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
o.t.t.t.
- zal aaneensluiten
- zult aaneensluiten
- zal aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
o.v.t.t.
- zou aaneensluiten
- zou aaneensluiten
- zou aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
diversen
- sluit aaneen!
- sluit aaneen!
- aaneengesloten
- aaneensluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze