Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontstaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontstaan from Dutch to French

ontstaan:

ontstaan verb (ontsta, ontstaat, ontstond, ontstonden, ontstaan)

  1. ontstaan (voortkomen)
    naître; se faire
    • naître verb (nais, naît, naissons, naissez, )
    • se faire verb

Conjugations for ontstaan:

o.t.t.
  1. ontsta
  2. ontstaat
  3. ontstaat
  4. ontstaan
  5. ontstaan
  6. ontstaan
o.v.t.
  1. ontstond
  2. ontstond
  3. ontstond
  4. ontstonden
  5. ontstonden
  6. ontstonden
v.t.t.
  1. ben ontstaan
  2. bent ontstaan
  3. is ontstaan
  4. zijn ontstaan
  5. zijn ontstaan
  6. zijn ontstaan
v.v.t.
  1. was ontstaan
  2. was ontstaan
  3. was ontstaan
  4. waren ontstaan
  5. waren ontstaan
  6. waren ontstaan
o.t.t.t.
  1. zal ontstaan
  2. zult ontstaan
  3. zal ontstaan
  4. zullen ontstaan
  5. zullen ontstaan
  6. zullen ontstaan
o.v.t.t.
  1. zou ontstaan
  2. zou ontstaan
  3. zou ontstaan
  4. zouden ontstaan
  5. zouden ontstaan
  6. zouden ontstaan
diversen
  1. ontsta!
  2. ontstaat!
  3. ontstaan
  4. ontstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontstaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
naître ontstaan; voortkomen ontspinnen; ter wereld komen
se faire ontstaan; voortkomen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben; worden

Antonyms for "ontstaan":


Related Definitions for "ontstaan":

  1. vorm, gestalte krijgen1
    • in deze streek is een natuurgebied ontstaan1

Wiktionary Translations for ontstaan:

ontstaan
verb
  1. de verandering ondergaan van niet bestaan naar wel bestaan
ontstaan
Cross Translation:
FromToVia
ontstaan surgir arise — start to exist, originate
ontstaan dériver; découler derive — originate (from)
ontstaan naître spring to life — start to exist

Related Translations for ontstaan